Een verhaal
'... toen was er een flits, die ik volgens mij als enige zag, en zo kwam ik hier.' besloot ik mijn verhaal. Mijn verhaal kwam nogal ongeloofwaardig over, dat móést wel. Daarom dacht ik dan ook dat het een droom was, en als het een droom was, maakte het niet uit dat ik het iemand vertelde, toch? De man tegenover mij had aandachtig geluisterd en schraapte zijn keel.
'Ik leefde ooit ook in die wereld waar jij over vertelt.' Ik staarde hem aan. Met opengevallen mond, en wijdopengesperde ogen. 'Kijk me niet zo verbaasd aan!' zei de man lachend. 'Wees er maar blij om, want daardoor geloof ik jouw verhaal.'
Ik wachtte op zijn verhaal, maar die kwam niet. Hij bleef zwijgen, dus ik besloot hem dan maar een zetje te geven.
'Hoe ben jij hier gekomen dan?' vroeg ik.
'Dat is een lang verhaal.' antwoordde man. Hij had zijn naam gezegd, maar ik was hem vergeten.
'Nou, waarschijnlijk zit ik hier toch voor eeuwig vast, dus tijd genoeg om het te vertellen.' drong ik aan. De man zuchtte.
'Goed dan.' zei hij vermoeid. Er begon een schuldgevoel te dagen, maar ik drong die de kop in. Sorry, meneer, maar ik wil wel weten waar ik mee te maken heb. Bovendien is het niet meer dan eerlijk, ik heb mijn verhaal toch ook verteld?
'Je moet weten dat ik een soldaat in de Tweede Wereldoorlog was.' begon hij. O???? Hij werd in mijn ogen meteen een held.
'Vertel me meer!' riep ik wanhopig, hunkerend naar afleiding.
Hij glimlachte even. 'Ik was dus een soldaat, een Duitse.'
De held werd de evil-one, en ik keek hem boos en gekwetst aan. Hij zag mijn blik en praatte snel verder.
'Maar ik had een hekel aan Hitler, en probeerde zo min mogelijk met Joden te maken te hebben, zodat ik ze niet hoefde te vermoorden.' verdedigde hij zichzelf. Hermann; zo heette hij. Ik had kunnen weten dat hij een Duitser was: hij had een Duitse naam. Maar mijn blik verzachtte toch enigzins, en daar maakte Hermann gretig gebruik van door verder te vertellen, zodat ik zou twijfelen voordat ik mijn vooroordelen standvastig klaar had staan. 'Op een dag kwam er een waardevol schilderij binnen, en ik moest het samen met een paar anderen bewaken. Dat deden we graag, want het betekende dat we geen Joden hoefden te vermoorden. Voor even dan. De dagen verstreken, en we begonnen ons af te vragen wat er nou zo bijzonder was aan dat schilderij. Maar toen we ernaar vroegen, werd hij boos-' ik nam aan dat "hij" Hermann's baas was. '- en hield onze loon in. Dus toen hielden we wel op met denken, want in die tijd had iedereen geld nodig. Op een gegeven moment moest ik in mijn eentje de nachtwacht houden. Het was de nacht van vrijdag op zaterdag, en het was die vrijdag de dertiende van de maand, maar ik was niet bang. O nee, integendeel. Ik ben nooit bijgelovig geweest, en tot toen toe waren alle vrijdag de dertiende's die ik ooit had meegemaakt heel normaal verlopen. Voor mij was het dus een nacht als alle andere. Maar toen ik 's nachts honger kreeg, bleek het eten verdwenen te zijn. Ik haalde mijn schouders op, en ging verder met mijn ronde - en met het laten rommelen van mijn maag. Toen ik in de buurt van het schilderij kwam, hoorde ik een geluid. Ik keek om, en wat ik daar zag, was het vreemdste dat ik ooit had gezien. Ik zag één van de mooiste vazen die dat gebouw bevatte in de lucht zweven. Maar dat was nog niet alles. Het vreemdste was dat de vaas groter werd. Ik keek mijn ogen uit het hoofd, en ik durf te wedden dat ik behoorlijk wat naar lucht heb gehapt. De vaas kwam naar mij toe. Ik was verstijfd van angst, tenminste, dat is wat ik toen dacht. Nu denk ik dat ik verstijfd was door magie. Maar dat terzijde. De vaas gleed over me heen. Bedekte me. Ik zat ín de vaas. Toen verloor ik het bewustzijn.
Toen ik bijkwam, zat ik hier. En ik zag het gezicht van mijn baas, die nu hier directeur is, voor het schilderij, in de echte wereld staan. Toen hij mij zag, lachte hij. Maar het was geen vrolijke lach. Het was een sadistische lach.'
Ik had verbaasd geluisterd. 'Maar,' begon ik. 'als hij toen al een volwassen man was, en nu is hij de directeur, en niet eens hoogbejaard ofzo, moet hij dan niet allang dood zijn?'
Hermann schudde zijn hoofd. 'Nee, hij is voor eeuwig jong, misschien wel onkwetsbaar of zelfs onsterfelijk, dat weet ik niet. Wat ik wel weet, is dat wij ook voor eeuwig jong zijn. Maar niet onsterfelijk, en zeker niet onkwetsbaar. Geloof me maar, ik zeg het uit eigen ervaring.' Ik geloofde hem.
'Alleen zijn wij geen kwaadaardige demonen.' voegde ik er bitter aan toe. Hermann glimlachte zonder een spoortje vrolijkheid.
'Nee, alleen zijn wij geen kwaadaardige demonen.' beaamde hij zuchtend.
Mijn hoofd zat zo vol vragen! 'Maar Hermann, hoe kan het dat we elkaars taal spreken? Ik bedoel, jij bent Duits, en ik ben Nederlands.'
Hermann haalde zijn schouders op. 'Tsja. Dat weet ik eigenlijk ook niet. Sorry.'
'O.' was mijn antwoord. Standaard antwoord, maar het paste het best op dit moment.
Reageer (1)
JEEJ!
1 decennium geledenHet is super! I like it <3
Hmm, eigenlijk zou ik nu ook een stukje moeten schrijven, maar ik zit teveel met mijn hoofd bij Dangerous Truths, sorry
Btw, het kan zijn dat het verhaal ook anders gaat heten, maar dat weet ik nog niet ^^