56°

Lotus en Summer kwamen binnen lopen. Summer keek meteen naar mij. ‘Hael!’ riep ze blij en ze rende op me af. Ze sprong op mijn schoot en omhelsde me. Ik lachte. ‘Hey Summer’ zei ik. Ze keek me aan. ‘Waar was je heen?’ vroeg ze. ‘Ik was naar Italië’ zei ik. Ze keek me met grote ogen aan. ‘Maar dat is zo ver’ zei ze. Ik grinnikte. ‘Valt wel mee hoor’ zei ik. Ze keek naar Santiago. ‘Dat is Santiago, mijn vriendje’ zei ik. Ze glimlachte naar hem. Hij glimlachte terug. ‘Hoelang blijf je?’ vroeg Beer. ‘Niet zolang, Santiago moet weer snel terug voor zijn werk’ zei ik. Summer keek meteen verdrietig. ‘Ik kom nog wel een paar keer terug hoor’ zei ik. Ze kreeg een klein glimlachje op haar gezicht. Ik drukte een kus op haar voorhoofd. ‘Maar we moeten weer gaan, we moeten nog even naar Emilia’ loog ik. Beer knikte en omhelsde me weer. ‘Kom snel terug’ zei hij. Ik knikte. Ik zette Summer op de bank en liep met Santiago naar de deur. Ik gaf Lotus nog een glimlach en liep de deur uit. Eenmaal in de auto keek ik Santiago aan. ‘Dat was toch niet zo moeilijk?’ vroeg ik. ‘Ik ben blij dat ik mijn adem in kan houden’ zuchtte hij. Ik lachte en drukte een kus op zijn mond. ‘Als je moet jagen, ga je dan zo ver mogelijk?’ vroeg ik. Hij knikte. Ik startte de auto en reed zo snel als ik kon naar de Cullens, ik moest nog steeds met Carlisle praten.