Hoofdstuk 3: Schilderij
Marin en ik gilden allebei.
“Stil, jullie!” siste Ivar. “Zo donker is het nou ook weer niet, hoor!”
Hij had gelijk. Het schemerde nog steeds, dus er viel wel een beetje licht door de ramen naar binnen. Ik haalde diep adem om mezelf te kalmeren, en zag opnieuw zwarte vlekken voor mijn ogen, het teken dat ik op het punt stond flauw te vallen. Ik zocht steun bij de muur.
Een stem sneed door de mistflarden in mijn hoofd. Ivar. “Gaat het wel?” Hij klonk bezorgd. Ik sloot mijn ogen en probeerde zo normaal mogelijk te klinken. “Het... het gaat wel. Wat... moeten we nu doen?”
Het bleef even stil. Ik opende mijn ogen en zag hoe iedereen elkaar, en met name Ivar, onzeker aankeek. Ik las mijn vraag in hun ogen: wat moeten we nu doen?
“We zullen hier moeten overnachten” zei Ivar uiteindelijk. “Morgen gaat het museum weer open. Heeft iemand iets te eten bij zich?”
Ik glimlachte. “Ik heb dropjes.”
Marin lachte ook. “Ja, dat had ik al door. Ze rolden de hele bus door, hé Li?”
“En jij had toffees” bracht ik haar in herinnering.
“Hartvórmige toffees” grinnikte Ivar, die Marin en Joran veelbetekenend aankeek. Marin rolde met haar ogen.
“Geef mij maar een toffee” zei ik, mijn hand uitstekend. “Daar ben ik echt even aan toe!”
“Ik wil het museum weer in” zei Mo opeens.
We zaten op de glanzende, witte treden te snoepen en rare liedjes te zingen om de stilte te verdrijven. Marin en ik zaten net middenin een operaversie van ‘Crucio, crucio, crucio!’, met als publiek een dubbel liggende Ivar en Joran, maar bij deze opmerking vielen we direct stil. We keken hem ongelovig aan.
“Je wílt... het museum weer in?” zei ik verbijsterd. “De trap op, bedoel je?”
“Ja” zei Mo, die zijn camera omhoog hield. “Is dat niet spannend? Nachtelijke avonturen in het museum? Dáár kan je pas een leuk filmpje van maken!”
“Gek” zei Ivar lachend. “Dat is best wel geniaal!”
“Kom op, Lianne” zei Marin, duidelijk nog in een roes van het zingen. “Wat kan het voor kwaad? Als we hier dan toch opgesloten zitten, kunnen we net zo goed iets leuks gaan doen!”
Ze sprong op en trok Joran aan zijn arm mee. Twijfelend liep ik achter ze aan.
‘Het kan kwaad omdat we hier niet alleen zijn’ wilde ik zeggen, maar ik hield mijn mond. Mijn angstige voorgevoelens sloegen nergens op. Er was niemand.
‘Geesten bestaan niet’ zei ik tegen mezelf. ‘Het was gewoon verbeelding.’
Net als het gevoel dat de ogen van geportretteerden in mijn rug prikten...
“Dit is een mooi schilderij” zei Mo tegen zijn camera. “Kijk eens naar al die verschillende mensen die erop afgebeeld staan... Zo kleurrijk, en zo gedetailleerd! Ik vraag me af...”
Hij deed een paar stappen naar achteren om het hele tafereel op zijn lens te krijgen. Te laat zag ik het bankje waar hij recht op af liep.
“Kijk uit, Mo!” riep ik uit, maar zijn voet was al blijven haken en met een verschrikte kreet viel hij achterover, achter het bankje.
“Mo!” Geschrokken rende ik op hem af. “Gaat het?”
Maar toen ik achter het bankje keek, was er niemand om aan te vragen of het wel ging.
Mo was verdwenen...
“Moet je zijn camera zien!” fluisterde Joran geschrokken.
Ik keek naar het eenzame voorwerp op de grond. Er was geen filmpje of foto te zien. Enkel twee heldere, knipperende woorden:
“Help me...”
Reageer (1)
AAARGH!!!!
1 decennium geledenMaar ik lachte me wel dood hier
'Hartvórmige toffees' en 'een operaversie van "Crucio, crucio, crucio."'