7.
Ik sluip het paleis in. Echter niemand heeft door dat ik weg ben geweest. Maar dan dringt het weer tot me door. Kiu wist het wel en zou het natuurlijk vertellen aan mijn ouders. Ik weet niet hoe, maar opeens moet ik weer denken aan het dienstmeisje. Misschien kan ik bij haar overnachten, Zou ze dat erg vinden? Ik sluip naar de keuken zonder het licht aan te doen. ' Dus je besluit om toch maar terug te komen?' Zegt een stem die ik herken. ' Laten we opnieuw beginnen, het was een ongelukje. ' Zegt Kiu met een zelfverzekerde stem. ' Nu ik weet dat je agressief en egoïstisch bent, geef ik je geen tweede kans. ' Is mijn antwoord.
Ik kijk om me heen waar de stem vandaan komt, want ik zie niks. Hij staat achter me, en dat weet omdat hij me ruw omdraait naar zijn kant, en me weer dreigend blijft vasthouden. ' Je bent gek. ' Zeg ik en duw hem van me af. ' Je lost geen dingen op met geweld. Je bent kinderachtig. ' Ik loop naar de richting van de kelder om een paar lege flessen op te halen, maar al weer grijpt hij mijn arm vast. ' Laat me nou eens met rust!' Dat zei ik iets te hard, en daarom haalde hij uit naar mijn gezicht. Deze keer wel raak. ' Je hebt lef. ' Zeg ik woedend, met de neiging om met zijn bloed te spelen, maar in plaats van dat loop ik de keldertrap af en pak een paar goed bruikbare flesje. Ik vul ze in de waterton, maar dan hoor ik hoe Kiu de deur sluit en aan het lachen is. In paniek ren ik de keldertrap weer op en voel aan de deurknop. ' Wat is hier aan de hand?' Zegt mijn vader met een bulderende stem. ' Hij heeft me opgesloten!' Gil ik. Ik voel hoe het slot wordt omgedraaid en als ik de deur open doe zie ik dat de kamers zijn verlicht. ' Hoe kom je aan die rooie vlek op je wang?' Vraagt hij. ' Hij heeft me geslagen. ' Zeg ik woedend. ' Wat wou je doen met die waterflessen?' Hoe moet ik daar antwoord op geven. Mijn vader zal me nooit laten gaan. ' Oefenen. ' Is mijn antwoord. ' Is dat het enige waar je je druk om maakt? Die vent heeft me geslagen hoor!' Zeg ik nog woedender en bijna schreeuwend. ' Ga jij maar naar boven. ' Is het enige wat hij zegt.
Ik kijk ongelovig, maar doe wel wat hij zegt. Ik ga naar boven, maar niet naar de kamer. Ik ga op weg naar de kunst kamer. Ik heb gehoord dat er een kluis achter het schilderij met de gele boom zit. Als ik de kamer binnenkom, kan ik niet meteen de gele boom vinden, dat hebben ze natuurlijk met zin gedaan. Hij hangt aan de linkerkant tussen allemaal andere opvallende schilderijen. Zoals ik had gehoord zit daar inderdaad een kluis in de muur gebouwd. Het slot, heb ik gehoord, zit achter een schilderij met een vrouw die eten klaarmaakt. Het kost me tijd om hem te zoeken, maar vinden doe ik wel. Er hangt zoals er is gezegd een sleutel. Hij is goud, en heeft hetzelfde tekentje die op het kluisje staat. Ik gris hem van het haakje, en pruts net zolang door totdat hij past. Hebbes, ik draai hem naar de linkerkant en kan hem openmaken, er zijn zakken met goud te zien, en dure juwelen. Gierige aren, dat zijn wij. Ik pak er twee zakken uit. 1 voor onze reis, en voor het knappe dienstmeisje. Ik heb nu alles en kan weggaan. Nu maar hopen dat het dienstmeisje er is, en me binnenlaat.
Er zijn nog geen reacties.