Deel 8
De angst in mij werd steeds groter. Opnieuw probeerde ik me om te draaien om te kijken wat daar nou precies was. Toen ik met de sliert aan het worstelen was voelde ik een van de stekeltjes in mijn borst prikken. Ook daar sijpelde iets nattigs uit.
‘Dit gaat dus ook niet werken.’ Dacht ik wanhopig.
Die wanhopigheid sloeg al gauw over in een grote energie opwelling.
Aangezien ik op drie benen stond, kon ik nog net niet met mijn voorbeen over de grond schrapen.
Even was ik stil en luisterde ik naar mijn omgeving. Ik hoorde voetstappen van een paar steeds dichterbij komen. De nerveusheid in mij kreeg weer de overhand en ik begon opnieuw op drie benen heen en weer te springen.
‘Ho nou jongen’ , klonk het naast me, ‘Je doet jezelf alleen maar pijn.’
Even was het weer stil en ik hoorde een korte plof op ongeveer twintig meter van me vandaan. Als ik dat goed had in geschat. Ik had vandaag al te veel nare ervaringen met die wezens gehad, dus ook deze vertrouwde ik voor geen meter.
Ik liet een luide hinnik horen, met de bedoeling om het wezen af te schrikken.
Nu hoorde ik lichtere voetstappen in het zand van het bos. Het leek erop dat ook dit gevaarte van zijn of haar paard af was geklommen. Ik ging er eigenlijk maar vanuit dat dit de vrouwelijke versie was van die wezens, want het geluid wat eruit kwam klonk lichter, en hoger dan de stemmen van toen straks.
Ik hinnikte nog eens luid en begon op drie benen te stampen, want het leek erop dat het wezen nog geen vaart minderde.
‘Blijf toch uit mijn buurt!’ Schreeuwde alles in mij. Ik ontblootte mijn tanden om mijn hinnik nog eens extra kracht bij te zetten.
Het ding was nog steeds aan de andere kant van de sliert, maar toch wel angstwekkend dichtbij.
‘Hoo maar jongen, ik doe je echt niets.’ Klonk het weer naast me.
‘Laat me je toch helpen…’.
Het geluid klonk niet echt dreigend, maar toch vertrouwde ik het niet.
Het was nu echt de laatste kans om weg te komen, als die mogelijkheid er al was. Opnieuw probeerde ik met al mijn kracht de andere kant op te hangen, zodat mijn manen uit de stekeltjes bevrijd zouden worden. Maar het enige wat ik voelde was druk die op mijn manenkam stond.
Nog maals probeerde ik om mijzelf te bevrijden door rond te springen. Maar het bleek niet te helpen.
Opeens zag ik in mijn ooghoeken dat het ding nog maar op twee meter van mij afstond. Met mijn achterbenen probeerde door de ruimte tussen de 2 slierten te meppen. Helaas stond het nog net te ver weg. Met mijn hoofd gekanteld bestudeerde ik ondertussen het wezen wat naast mij stond. Het was niet erg groot en ook niet dik. Haar manen waren goudkleurig, maar waren niet zo lang als die van mij. Ook zag ze er niet heel erg sterk uit. Op haar huid had ze geen haartjes, maar die was glad en lichtbruin kleurig.
Opeens zag ik dat ze, ik ging er nog steeds vanuit dat het inderdaad een zij was, net zo een sliert bij zich had in een ronde vorm, als wat ik toen straks bij die andere wezens had gezien. Zo een sliert was toen ook naar mij toegegooid.
Mijn regelmatige uithaal naar het wezen veranderde nu weer in een paniekerige mep.
‘Zie je nu wel!’, dacht ik, ‘Deze heeft precies dezelfde bedoeling als die anderen. Ze wil mij pakken!’
Ik begon weer opnieuw luid te hinniken en probeerde zover als ik kon, naar haar te happen met mijn tanden. Alles in de hoop dat ze weg zou gaan. Ik zou zelf wel een manier vinden om los te komen.
Ze is alleen maar uit op mij. Ik kan die dingen gewoon niet vertrouwen.
Met die gedachte kwam het ding nog dichterbij. Nu is ze in mijn bereik dacht ik meteen. Met alle kracht haalde ik uit met een van mijn achterbenen. Daarbij moest ik heel even mijn rechtervoorbeen op de grond zetten, wat verschrikkelijk veel pijn deed.
Blijkbaar had ze mijn aanval aan zien komen want het ding sprong opzij.
‘Doe normaal gek! Ik wil je alleen maar helpen!’ Galmde er door het bos.
‘Je doet jezelf nu alleen maar pijn.’ Klonk het wat zachter.
Er zijn nog geen reacties.