Deel 5
Mijn hart klopte in mijn keel, maar ik wist dat ik mij op dit moment niet moest bewegen. Ik moest en zou niet gezien worden. Ik wist niet wat die dingen waren wat op die paarden zaten. Maar erg vriendelijk leken ze mij niet. Ik opende heel even mijn ogen, die ik al bijna de hele tijd dichtgeknepen had, en keek vluchtig tussen het dichte struikgewas door.
Ik schrok toen ik zag dat de paarden op vijftig meter afstand van mij weer opdraaiden en mijn kant weer opkwamen.
‘Hij moet hier ergens zijn’ galmde het opnieuw door het bos.
Ik rilde even van angst. Opnieuw kneep ik mijn ogen dicht. Even was het doodstil in het bos. Toen hoorde ik het geluid van lopende paarden steeds dichterbij komen. Ik werd even een moment verlamd van angst. Ik wist niet wat er met mij zou gebeuren als ze mij zouden vinden.
‘Wacht heel even jongens, volgends mij zie ik daar iets zwarts in de struiken.’
Het was een laag, brommend geluid wat er van die dingen af kwam. Het was geen schreeuwend geluid meer maar een zachter geluid wat steeds dichterbij kwam. Ik wist niet wat er zojuist was gezegd door die dingen maar het voelde niet goed.
Mijn ogen schoten open. Door een spleetje tussen de groene en bruine takken met bladeren door zag ik dat de paarden al genaderd waren tot ongeveer twintig meter.
Allerlei gedachten schoten door mijn hoofd heen wat er met mij kon gebeuren als ze mij te pakken zouden krijgen. Ik bedacht mij verder geen moment meer en stoof, zo hard als ik kon met mijn gewonde been, achteruit de struiken uit. Overal om mij heen knapte takjes en klonk geritsel. Er was geen mogelijkheid dat dit die wezens op die paarden was ontgaan. Het geluk wat ik had was dat ik aan de andere kant van de struiken was nu.
‘Daar! Daar gaat hij! Erachteraan!’ Klonk het geschreeuw van het wezen wat steeds al het meeste geluid had gemaakt.
‘Hoe?!’, schreeuwde een van de andere die bij het ding waren, ‘De struiken zijn hier veel te dicht begroeid!’
‘Maakt mij niet uit, je zoekt maar een weg!’ Klonk het weer.
Ik dacht niet helder na en probeerde zo veel mogelijk vaart te maken. Dit werd erg bemoeilijkt door mijn been. Strompelend en hinkend maakte ik mij voort. Ik had gelukkig al een kleine voorsprong kunnen maken. Blijkbaar hadden de andere paarden ook hun weg kunnen vinden want ik hoorde het geschreeuw achter mij weer oplaaien.
Overal om mij lagen takken die tijdens een storm van de bomen af waren gewaaid. Ik koos het simpelste weggetje, een beetje tussen de takken door. Af en toe moest ik een klein sprongetje maken om niet te veel snelheid te verliezen.
De zon kwam maar matig door de bomen heen, waardoor een deken van schaduw de grond bedekte.
Ik raasde voort, maar ineens moest ik slippend op 3 benen tot stilstand komen. Ik stond voor een lange, grijze sliert met stekeltjes erop. Het was ongeveer anderhalve meter hoog. Om de drie meter ongeveer, stond steeds een soort van boomstammetje rechtop in de grond waaraan het grijze sliert weer vastzat. Het ding voor mij liep door naar rechts zover ik kon kijken maar ook naar links. De weg links en rechts van mij werd geblokkeerd door stapels takken en dichtgegroeide bramenstruiken. Ik was ingesloten drong er tot mij door. Het geluid achter mij werd steeds harder.
Ik zou een keuze moeten maken. Of hier blijven staan en dan weet ik niet wat er met mij zou gebeuren, of toch maar door de bramenstruiken. Maar er was nog een optie…
Er zijn nog geen reacties.