Daar stond ik dan midden op een bospad in een omgeving die ik niet kende. Hijgend en verdwaasd keek ik om me heen. Even was het doodstil. Het leek wel of alle dieren en bomen even hun mond hielden om mij te helpen. Ik stopte even met ademhalen om het zeker te weten. Ik hoorde water stromen! Ergens hier in de buurt moest ergens water zijn.
Ik probeerde op mijn gehoor af te gaan om te weten waar ik heen moest lopen maar de wind laaide weer op en de takken maakte weer geluid. Gedesoriënteerd probeerde ik het geluid weer op te vangen maar ik hoorde het niet meer boven de geluiden van het bos uit komen.
Wat moest ik nu doen? Ik besloot maar gewoon op zoek te gaan naar het water. Mijn enige hulpmiddel was mijn instinct. En die zei me dat ik rechts aan moest houden.

Hinkend vervolgde ik mijn weg tussen de bomen door. Ik moest het water wel gauw vinden want lang ging ik dit niet meer volhouden. Opeens klonk er een harde knal. Ik wist niet hoe gauw ik weg moest komen want het was behoorlijk dichtbij. Half struikelend en hinkend probeerde ik snel de andere kant op te gaan. Helemaal uitgeput probeerde ik voort te maken. Er klonk nog een knal en ik hoorde vogels alle kanten op vliegen. Ik vroeg mij af waar die knal vandaan kwam. Het leek wel of ik andere paarden hoorde. Even draaide ik mij weer op om te kijken of het inderdaad paarden waren.
Stel dat het paarden waren, bedacht ik mij, wat waren die knallen dan?

Opeens zag ik honderd meter van mij vandaan paarden tussen een paar bomen komen. Maar ze waren niet alleen. Ze hadden rare dingen op hun rug en op hun hoofd. En er zat iets op, iets wat ik niet kon thuisbrengen. Ik bleef even verbaasd staan kijken. Datgene wat op die paarden zat hadden mij blijkbaar gezien. Opeens begonnen ze geluid te maken. ‘Daar! Daar tussen die struiken een zwarte mustang!’ Galde het door het bos. Opeens kwamen de paarden op mij af gedenderd. Ik wist niet wat ik moest doen. Het leek niet alsof ze vriendelijk een praatje kwamen maken. Ik besloot maar om te vluchten.

Door mijn been kon ik haast geen vaart maken. De ene optie was om het been toch maar niet te ontzien, maar dat was heel erg pijnlijk. Ik vreesde dat ik geen andere keus had. Hinkend en struikelend vluchtte ik tussen de bomen door. De pijn was ondragelijk maar het kon niet anders. De paarden kwamen steeds dichterbij. Ik ging een heuveltje op en weer af. Even was ik uit het zicht van die dingen die op die paarden achter me zaten. Rechts van mij was een open vlakte en links van mij was een dicht struikgewas. Ik keek even vluchtig achterom maar zag ze nog niet. Ik dook de dichte struiken in. Ik voelde doornstruiken op mijn benen en borst krassen. Ik verbeet de pijn en maakte mij zo klein mogelijk. Ik hield mij doodstil.
Het geluid van de rennende paarden kwam steeds dichterbij en geschreeuw van die andere dingen ook. Ik sloot mijn ogen en hoopte dat ze me niet zouden zien.
Enkele seconden later kwamen de paarden langs gerend. Ik hoorde dat ze vaart minderden op ongeveer dertig meter afstand van mijn schuilplek.
‘Waar is die mustang heen?!’ Galmde het door het bos.
Ik had geen idee wat het betekende dus ik besloot maar om muisstil te blijven.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen