Ik had een verschrikkelijke nacht achter de boeg. Ik had de hele nacht rondgezworven door het donkere bos. Ik had een paar keer wolvengehuil gehoord en nog veel andere dieren. Al was ik eerder nooit echt een bangerik geweest, de geluiden hadden me nu toch wel aardig bang gemaakt. Door het lopen was mijn been steeds meer pijn gaan doen. Het was nu zo erg gezwollen dat ik mijn hartslag in mijn been voelde kloppen. Ik was ook steeds meer gaan strompelen tot ik niet meer kon.
Op een open plek midden in het bos had ik me laten zakken in het gras. Ik was te moe om mijn hoofd nog op te tillen. Ik had hem voor me in het gras genesteld en had mijn ogen gesloten.

Toen ik mijn ogen weer opende was het weer licht. Ik keek even verbaasd om me heen waar ik was. Ik had honger en dorst gekregen en probeerde me eerst maar weer eens overeind te hijsen. Met veel pijn en moeite stond ik iets later weer op mijn benen. Eigenlijk kon ik het meer op drie benen noemen. Mijn voorbeen deed zo ontzettend pijn, dat erop staan haast onmogelijk was.
Ik zette mijn weg weer voort richting het zuiden. Hier waren gelukkig niet zo veel dichte bossen als een paar kilometers terug.

Toen ik ergens op een bospad liep, hoorde ik een raar geluid van de struiken naast mij vandaan komen. Het was een beangstigend geluid. Ik keerde mij richting de struiken en probeerde mij zo groot mogelijk te maken. Wachtend op wat er ging komen. Ik hoorde een soort grom, maar kon niet thuisbrengen wat het was. Ik brieste luid om te horen of ik reactie kreeg van hetgeen wat in de struiken zat. Opeens kwam er een gevaarte uit de struik springen wat ik nog niet eerder gezien had. Het was een groot beest met een soort stapeltje van takken op zijn hoofd.
Ik reageerde te traag waardoor hij met dat ding op zijn hoofd tegen me aan knalde. Even strompelde ik beduusd naar achter maar snel had ik alles weer op een rijtje. Ik sprong naar voren voor zover ik dat kon met mijn been en pakte het beest in zijn nek vast. Ik begon er maar zo hard mogelijk aan te scheuren totdat het beest met een piepend geluid zich terugtrok. Het vluchtte weer de struiken in.

Even stond ik daar midden op het bospad hijgend op adem te komen. Deze inspanning had mij veel energie gekost. Ik was dood en doodop. Ik al bijna een dag niet gegeten en gedronken. Mijn hoofd tolde en ik was even bang dat ik om zou vallen. Ik nam even een grote teug adem en probeerde mijn zicht weer even scherp te krijgen. Ik zou en moest ergens een beekje of een meertje vinden. Anders zou ik dit alleenstaande leven niet lang meer vol houden.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen