33. Hesitation
Toen ik mijn hoofd weer oprichtte was de zon al onder. Dave keek me bezorgd aan.
"ehm... Sorry... Ik wist niet dat..."
"Geeft niet." mompelde ik vermoeid.
Ik kneep mijn ogen stijf dicht en schudde mijn hoofd, zoals ik als wolf gedaan zou hebben, maar de gedachten lieten zich niet wegschudden.
Ik fronste naar hem, en schoot overeind. Dit was verkeerd. "Ik had me niet zo moeten laten gaan."
Hij hoorde hier niet te komen.
Dit gebied was van mij en gevaarlijk voor anderen.
"Geeft niet." zei hij, terwijl hij ongemakkelijk opstond. Hij voelde hoe de sfeer was veranderd. "Ik moest maar eens gaan. Ze zullen zich wel zorgen maken in het dorp."
"Ja." zei ik, knikkend. "Zie je." voegde ik er weifelend aan toe.
"Ja." zei hij, terugknikkend. Hij bleef nog even staan, deed zijn mond open om iets te zeggen en sloot hem toen weer. Hij draaide zich om en jogde weg.
Ik keek naar de plek waar hij tussen de bomen was verdwenen.
Ik moet Jake spreken. Zo snel mogelijk.
Ik wist niet waarom ik dat dacht, maar het klopte.
Ik liet me tegen een boom zakken. Waar was Jake eigenlijk? Waarom kwam ik hem als wolf nooit tegen?
Ik aarzelde even. Ik kon hulp zoeken.
Ik veranderde, en aarzelde weer.
Mijn plan was simpel: het dorp in sluipen, en kijken of ik iemand tegenkwam die kon helpen. Het enige probleem waren de mensen in het dorp. Emily, Drew... Misschien wel heel Sam's roedel. Maar ik had ze nodig.
Ik verzamelde al mijn moed, en begon richting het dorp te rennen.
Als ik Em maar niet tegenkwam. Dan was het goed. De anderen kon ik wel hebben. Ik kon niet aanzien wat ik haar had aangedaan.
In de bosjes rond het dorp veranderde ik terug en kleedde ik me aan. Veilig in het duister van de nacht sloop ik mijn geboortedorp binnen.
Ik herkende de hoek waarop ik stond aan het verkeersbord voor me. Achter me kon ik de oceaan horen ruisen.
Bijna had ik mijn ogen gesloten en was ik opgegaan in het moment, verloren in herinneringen van een jeugd zonder monsters.
Voorzichtig begon ik de weg te volgen, het dorp in. Bij bijna alle huizen was het licht al uit. Ik spitste mijn oren, maar hoorde niet veel. Een paar hartslagen, ademhalingen en snurkende mensen.
Niet wetend wat te doen sloop ik naar het dichtstbijzijnde huis en kek op het naambordje
Rachel was Jake's zus, dus als iemand wist waar hij was was zij het. En ze wist van de roedel, want ze was Paul's imprintee.
Alleen had Paul een hekel aan me. We hadden sowieso altijd ruzie gehad, laat staan nu ik zijn roedel had verwoest.
Waarom was dit zo ingewikkeld?
Ik zou er best spijt van willen hebben, maar dat had ik niet. Hoeveel tijd er ook voorbij ging, ik wist dat ik Sam nooit had kunnen laten gaan, nooit had willen laten gaan. Ik had hem nooit kunnen vergeven. Moordenaar.
Voorzichtig liep ik om het huis, op zoek naar een open raam of zoiets.
Aan de achterkant van het huis bleef ik even staan. Het was hier stil. Ik spitste mijn oren weer, en hoorde maar twee hartslagen, in plaats van de vier van het bordje.
Ik liep naar het dichtstbijzijnde raam en tuurde naar binnen.
Ik zag een klein keukentje. Op de koelkast tegenover het raam hing een post-it.
"We zijn naar de vergadering, ga maar vast naar bed." stond erop.
Ik fronste. "De vergadering."
Paul was een weerwolf geweest, en zijn imprintee had ervan mogen weten. Bovendien was het Jake's zus. Natuurlijk gingen ze naar de vergaderingen.
Als ik Jake en Seth wilde vinden had ik de grootste kans bij die vergadering.
Als ik Emily tegen wilde komen ook.
Twijfelend keek ik naar de plek waar we ons vroeger altijd hadden verzameld. Misschien kon het geen kwaad om even te gaan kijken. Ik was nu in het dorp geweest, ik kon toch nooit meer terug gaan naar dat waas waarin ik 'mijn' bos had vernield.
Reageer (9)
snel verderxD
1 decennium geledenoehhhh snel evrderr
1 decennium geledenxx
Snel veder(lol)
1 decennium geledenIk wil weten hoe het veder gaat(A)
ohwwww.
1 decennium geledenSpannend!
Je maakt me nieuwsgierig.