Ambulance

Twee ambulancebroeders tillen me op en leggen me op een brancard. Er staat een politieagent naast die me vragen stelt. Ik probeer ze zo goed mogelijk te beantwoorden door met mijn hoofd te schudden of te knikken. Ik word vastgemaakt aan de brancard en de broeders rijden me de ambulance in. Er wordt een zuurstofkapje op mijn mond gezet wat het makkelijker maakt om te ademen. Ik sluit mijn ogen en probeer aan niets te denken. Plotseling wordt er in mijn hand geknepen. Ik open mijn ogen en naast mij zit Mathijs. Hij houdt mijn hand vast en hij heeft een deken om zich heen. Hij buigt zich naar me toe en geeft me een kus op mijn voorhoofd. “Ik hou van je”fluistert hij. Ik glimlach en sluit mijn ogen weer. Langzaam komt de ambulance in beweging. Ik luister naar de sirenes, het geluid hypnotiseert me. Ik voel een zware vermoeidheid opkomen en besluit me eraan over te geven. Al snel ben ik in slaap gevallen.