Nog een hoofdstukje (H)
Ik ga tot hoofdstuk 10, en een epiloog

Toen iedereen weg was, vroeg Aro kalm:
“Broeders, wat vinden jullie dat we met hen moeten doen?”
“Afmaken natuurlijk”, zei Caius.
“Is dat echt nodig?”, vroeg Marcus. “Wat ze verkeerd deden was jaren geleden, ze hebben hun leven gebeterd. Ze vormen geen gevaar meer. Of begrijp ik dat verkeerd?”
“Ze vormen inderdaad in principe geen gevaar meer, maar de Cullens kennende kunnen ze wel weer een gevaar betekenen als we naar hun mening een onredelijk oordeel vellen. Dus hen doden lijkt me geen optie”, knikte Aro. “Wat vind jij, prinses?”
“Ik denk dat we hen moeten laten gaan”, zei ik. Iedereen in de zaal staarde me stomverbaasd aan. Ik begreep hen wel, ik had honderd jaar achter Theresa gejaagd, en nu wilde ik haar laten gaan.
“Je bent gek”, siste Caius.
“Nee, Caius. Ik weet dat het allemaal vreemd overkomt, maar toen ik haar had wist ik dat het geen zin had gehad zo lang op haar te jagen.”
“We kunnen hen niet zomaar laten gaan”, zei Marcus. “Maar ik kan mij er in vinden hen te sparen.” Aro haalde diep adem.
“Prinses, je weet dat ik dit normaalgezien nooit zou vragen, maar ik heb dingen bij hen gezien die me nogal … verbazen. Kan je me alsjeblieft tonen hoe dat zit?” Ik glimlachte en stak mijn hand uit naar Aro. Ik had dit wel verwacht. Aro nam het vast, hij leek zelfs opgelucht dat ik niet protesteerde. “Hmm, ik begrijp het”, zuchtte hij na een tijdje, en liet mijn hand los. Ik wist dat hij nu misschien gekwetst zou zijn, maar het feit was wel dat ik me nooit op m’n gemak heb gevoeld bij de Volturi.
“Wat doen we met hen, Aro?”, vroeg Marcus.
“In ieder geval laten we ze niet vrijuit gaan”, siste Caius.
“Uiteraard”, stemde Aro in. “Ik stel voor dat we hen naar huis sturen, maar één van ons gaat mee als bewaking. Een jaar lang staan ze onder continu toezicht, en daarna krijgen ze ook nog regelmatig controles. Voor het minste dat we hen er op kunnen betrappen dat ze ook maar iets met een leger te maken hebben, rukken we hun koppen af.”
“Dat is lang niet genoeg, Aro”, zei Caius.
“Je liet me niet uitspreken, broeder”, zei Aro. “Ze zullen ook verplicht worden hun gaven tot onze beschikking te stellen wanneer wij dat nodig achten.”
“Dat lijkt me goed”, stemde Marcus in. “Maar ik zou hen de keuze geven. Ofwel kiezen we voor de straf die Aro voorstelt, ofwel treden Alice, Jasper en Theresa toe tot de Volturi en gaat de rest van de familie vrijuit.”
“Dat lijkt me een goede deal”, lachte Aro. “We hebben nog maar één probleem: wie stelt zich kandidaat om de Cullens te bewaken?” Iedereen in de zaal keek rond en leek na te denken. Ik haalde diep adem en stapte naar voren.
“Ik zal het doen, tenzij de Cullens iemand anders voorstellen die daartoe bereid is”, zei ik kalm.
“Weet je dat zeker, prinses?”, vroeg Aro, maar ik zag aan zijn gezicht dat hij wist dat ik niet op mijn beslissing terug zou komen.
“Ja, Aro, ik ben zeker”, zei ik.
“Het zij zo”, zei hij, en Caius en Marcus knikten instemmend.

“Demetri, ga de Cullens halen, zeg hen dat we ze verwachten”, beval Aro. “Alice, Jasper en Theresa halen we straks pas, als hun familie hier is.” Demetri vertrok.
“Jane, kan ik je even spreken?”, vroeg ik, en ik wenkte haar mee naar een ander vertrek.
“Wat moet je van me?”, siste ze. Ze bleef gewoon staan.
“Dat merk je wel als je meekomt”, zuchtte ik. Ik hoopte maar dat ze het me niet al te moeilijk zou maken, ik had hier zo al moed genoeg voor nodig.
“Jane, lieverd, ze zal wel een reden hebben”, zei Aro. Hij zei het vriendelijk, maar iedereen wist dat het een bevel was. Jane gromde even en volgde me toen.

Toen we alleen waren, zei ze kwaad.
“Maak het kort. Je mag dan Aro’s prinses zijn, je doet gewoon niets voor de Volturi, en mij moet je echt niet proberen te commanderen.”
“Ik wil enkel even praten”, zei ik. “Je hebt gelijk, ik doe hier niet bepaald veel. Ik heb er nooit om gevraagd Aro’s prinses te zijn, ik ben hier nooit gelukkig geweest.”
“En wat maakt mij dat uit?” Jane deed echt vijandig.
“Ik wil gewoon dat je weet, Jane, dat als ik morgen vertrek, dat waarschijnlijk definitief is. Ik zal hoogstens na een jaar terugkomen om te zeggen dat de Cullens niets misdaan hebben en dat ik niet meer bij de Volturi hoor. Ik zal niet langer Aro’s prinses zijn.”
“Aan woorden heb ik niets. Bol het gewoon af, en liever nu dan straks.”
“Je haat me, Jane, en dat heb je altijd gedaan. Ik zal niet zeggen dat jij altijd mijn beste vriendin was, maar ik haatte je niet, niet echt.” Ik zuchtte even. “Ik ben er van overtuigd dat je me al lang iets aan wil doen, wat je anders zo graag met gevangenen doet. Dit is je kans, als je wilt, mag je.”
“Goed geprobeerd, Vincenza. Als ik dat doe, zal Aro jou enkel belangrijker vinden, en mij haten. Ik ben niet dom.”
“Dan zou je moeten weten, Jane, dat Aro zal weten dat je mag van mij. Maar als je het doet, doe het dan nu. Ik wacht liever niet te lang.” Jane staarde me stomverbaasd aan, maar toen verscheen er een engelenglimlach op haar gezicht.
“Dit zou een beetje pijn kunnen doen”, zei ze, en ze sloeg toe. Het deed ontzettend veel pijn, en ik schreeuwde het uit. Maar ik wist dat Jane nu niet meer zou proberen wraak te nemen.
Ik was opgelucht toen Jane stopte. Ik had moeite met rechtstaan, en na een aarzeling stak Jane haar hand uit en hielp me recht.
“Ik haat je, Vincenza, maar als je uit de buurt blijft ga ik niet echt moeilijk meer doen”, zei ze.
“Afgesproken”, knikte ik. Samen liepen we terug naar de zaal waar Aro wachtte.

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen