Opdracht 1; Het opwindspeeltje
'Deze keer ga ik het halen', dacht ik bij mezelf. Vastberaden marcheerde ik naar de plek waar het gezang vandaan kwam. Ik moest en zou de vogels van dichtbij zien. Mijn stappen volgden elkaar vlug op, ik zat vol energie. Helaas niet voor lang. Amper een meter verder gekomen voelde ik mijn kracht wegvloeien. Mijn stapjes werden kleiner, langzamer. Uitgeput zakte ik tot mijn knieën. Het was weer niet gelukt. Het licht in mijn glimmende ogen doofde.
Even later werd ik wakker.
‘Alweer in slaap gevallen’, mopperde ik in stilte. In de hoop nog dichtbij te zijn, op een plek waar ik de grote boom kon zien, keek ik rond. Een enkel bed, precies op maat gemaakt. Speciale stoeltjes, ook voor mij gemaakt, aan een tafel, eveneens de perfecte grote, met stoffen bloemen erop. Jammer genoeg concludeerde ik dat ik terug in mijn kamer was. Eigenlijk was ik behoorlijk boos op mezelf. Sinds de eerste dag dat ik hier ben, probeer ik bij de musjes te komen. Dat probeer ik dus vandaag al een week. Bijna was ik daar. Maar toen viel ik in slaap en kon ik weer helemaal van het begin af aan beginnen.
En toen was het er, het onoverwinnelijke gevoel dat ik de wereld aankon. Niet voor niks was ik helemaal per boot vanuit Japan hier naartoe gekomen. Niet zomaar had ik twee weken in de schappen gestaan. Ik moest erheen. Deze keer zou het me lukken!
Opgewonden liep ik recht vooruit. Ik waggelde steeds verder, totdat ik viel. Mijn benen spartelden hopeloos in de lucht. Twee gigantische vingers reikten naar mijn hoofd. Zonder enige waarschuwing klemden ze mijn tinnen hoofdje vast.
‘Dat doet pijn, hoor!’, ze plette mijn hoofd. Ik werd helemaal warm van woede. Gelukkig zette ze me snel weer neer. Ze draaide nog wat aan mijn sleutel en liet me daarna met rust. Vreugde vulde mij toen ik de boom zag. Ik rende erop af. Met een knal botste ik tegen een onzichtbare wand die mij ervan weerhield bij de musjes te komen.
‘Pfoe, het stinkt hier’, zei een stem. Ze deed iets waardoor de wand verdween.
‘Madelief, kom je eten?’, riep iemand.
‘Ja’, zei de stem die de spreuk had uitgesproken om het raam open te krijgen. Snel ging ze weg.
Ik moedigde mezelf aan; ‘Eindelijk, nog twee stappen’
Wat ik over het hoofd zag was de drempel tussen mij en de betoverende buitenwereld. Ik struikelde en viel. Duisternis verjaagde het licht.
Niet veel later hoorde ik ze, zo dichtbij. Hun gezang was wonderbaar. Dit was de eerste rang! Veren lagen om mij heen en bedekten de wand van takken. Regen viel op mij neer. Mijn verf bladerde af. Rode schroeiplekken bedekten mijn lichaam. Naarmate de tijd vorderde werd het gefluit luider en luider, het leek alsof de artiesten groeiden. Uiteindelijk verlieten zij het nest. Verlaten, ik was alleen.
Jaren later werd ik weer gevonden, ergens op straat. Het was magisch. Ik herkende de stem; Het was de tovernaares. Vanaf nu was zij mijn meesteres weer. Een giechel ontsnapte uit haar mond. Ik kon haar gezicht dan niet zien, ik wist wel dat zij even blij was om mij te zien als ik om haar te horen.
En daarom sta ik nu, verroest en wel, op haar plankje.
Reageer (2)
cute echt iets voor jou zus;)
1 decennium geledenWat een leuk verhaal! Leuk dat je in het begin van het verhaal schrijft alsof het over een mens gaat. Wat daar misschien nog meer bij had geholpen, is het verhaal een andere titel te geven. Maar ik vind het een heel leuk verhaal, heel origineel!
1 decennium geleden