40.
Enjoy!
Mijn handpalm kwam met een woedende zwiep tegen de boom aan waarbij ik een deel van de muis van mijn hand openhaalde maar de pijn en het bloed kon me weinig schelen. Ik had de laatste tijd al zoveel bloed gezien, zoveel pijn geleden, zoveel verwondingen opgelopen dat het me niets meer deed. De scherpe geur van de rode vloeistof drong mijn neus binnen toen ik in elkaar zakte en mijn handen voor mijn gezicht sloeg. Tranen welden op in mijn ooghoeken en vermengden zich met het bloed dat nu ook over mijn wangen stroomde en via mijn kin op mijn witte T-shirt drupte. De viezigheid kon me net zo min schelen als de pijn in mijn hand en mijn van het huilen duidelijk schokkende schouders. Ik liet me enkel meeslepen door mijn overstuurse emoties en leunde al zittend tegen de reusachtende boom achter mij. Ik probeerde mezelf tot rust te manen maar de scène van gisterenmiddag bleef maar door mijn hoofd spoken. Ik sloot mijn ogen en perste mijn lippen op elkaar terwijl de beelden in pijnlijke flashbacks mijn hoofd binnen drongen.
De zon was vanmiddag ergens aan de hemel geweest maar verscholen achter een stel treurige donkergrijze wolken die regen voorspelden. Ondanks dit was het wel warm, niet warm zoals op een fijne zomerdag maar warm zoals op een benauwde dag als wat afwisseling op de zomer. Het was vochtig in de lucht maar het had me weinig gedaan. Het was lang niet zo benauwend als de hete dagen in Colombia waar ik nauwelijks water had gehad. Daar had ik helemaal geen last van.
Ik was blij geweest toen Diachi had voorgesteld om iets leuks te gaan doen. Alhoewel er hier geen spelletjes of iets dergelijks waren die ik op Nozomi wel eens had gedaan was er wel een mooie omgeving die me goed was bevallen. Natuurlijk lag aan de éne kant van Pag-Asa nog het afgrijselijke bos van twee dagen geleden. De boomblaadjes afwisselend pikzwart tot spierwit tot bloedrood, de basten van de bomen zwart en afgevend als houtskool en de stoffige grond grijs tot zwart als as. En dan was dat nog het minst angstaanjagende aan het bos, de wezens die er ronddwaalden waren nog vreselijker. Ik had enkel de Monsterkatten gezien maar ik wist dat er nog veel meer gespuis in het bos moest zijn en daar zou ik niets mee te maken willen hebben. De katten – enorm, slijmerig en met aan elke poot acht reusachtige nagels – hadden mij al meer angst genoeg aangejaagd voor mijn hele leven.
Maar aan de andere kant van Pag-Asa lag een prachtig gebied wat nog mooier was dan de boomhuttenstad zelf. Het was vrijwel onomschrijfelijk. In elk geval was het exact het tegenovergestelde van het spookbos. De bomen waren reusachtig – alhoewel minder groot dan de boomhutbomen in Pag-Asa – en hadden sprookjesachtige felle kleuren. De boomblaadjes bevatten de kleuren van de regenboog en de boomschors had een rustgevende bruinrode kleur. De grond was zoals de grond die we in de menselijke wereld kenden, hoog knalgroen vers gras, het kwam ongeveer tot aan mijn knieën. En niet alleen de bomen waren bijzonder, alles leek een bijzondere kleur te hebben en vrolijkheid uit te stralen. Ik kwam er graag (al was ik er nog maar één keer geweest) want het fleurde me op, ik was de laatste tijd niet de vrolijkheid zelve, en al helemaal niet op dit moment.
Diachi had me in elk geval mee willen nemen naar dat sprookjesbos. We waren onderweg zijn tweelingbroer Texas tegengekomen en ik was daardoor een beetje van slag (wist ik veel dat Diachi een tweelingbroer had, ik schrok me dood toen ik een Diachi-kopie tegenkwam!). Maar goed, dat was snel opgelost. De Seruen waren er nog niet van op de hoogte dat er een Diable door hun prachtige vestigingsstad rondliep en Texas had dat ook nog niet geweten. (Araw had trouwens al een plan om die blokkade voor de Seruen te vernietigen en dat wist ik maar ik was nog niet helemaal op de hoogte van wát het plan precies was, maar dat zou op dit moment niet ter zake komen, later vast wel.) Hij was behoorlijk geschrokken, hij dacht namelijk dat zijn sprekend lijkende broer met de vijand heulde maar hij had al snel door dat dat allemaal bevooroordeelde leugens waren. Diachi had het hem snel uitgelegd en ik was opgelucht toen Texas het klakkeloos accepteerde. Hij was met ons meegegaan naar het sprookjesbos (ik had geen idee hoe het daadwerkelijk heette en vandaar wat simpele namen) en daar was alles uit de hand gelopen. Texas had een wat ander karakter dan Diachi. Hij was misschien wel net zo verdraagzaam als hem maar hij maakte in tegenstelling tot Diachi de hele tijd flauwe grapjes. En het was niet zo dat ik niet tegen grapjes kon, ik kon best om Texas lachen, ik vond hem oprecht aardig (en misschien zelfs een beetje tot hem aangetrokken maar misschien kwam dat omdat hij zo sprekend op Diachi leek, ik kon ze qua uiterlijk trouwens heel moeilijk uit elkaar houden) maar toen hij de draak begon te steken met mijn vage verleden in Colombia was mijn humeur totaal omgeslagen. Het was een onschuldig grapje over mijn afkomst wat nu ik er over nadenk nergens op sloeg maar ik had het niet geaccepteerd. Ik was volledig uit mijn pan gegaan en had mijn bloedsturing onmiddellijk ingezet. Zelf nu zag ik het beeld nog voor mijn ogen. Bloedende scheurtjes over zijn hele lichaam en met name op zijn gezicht. Zijn lippen onder de wondjes, zijn mond- en ooghoeken bloedden, straaltjes bloed liepen over zijn wangen. En al die tijd had hij wijselijk gezwegen. Hij had de pijn over zich heen laten komen terwijl hij steeds verder door de bewusteloosheid werd meegesleurd en ik uiteindelijk tot het besef van mijn uitbarsting was gekomen. Diachi had me geprobeerd tegen te houden door me bij mijn middel weg te sleuren maar toen ik dreigde om hem ook aan te vallen en daar daadwerkelijk een demonstratie van had gegeven toen hij niet op was gehouden (oftewel, ik had Diachi ook het bloed uit zijn aderen gezogen zolang hij mij in de weg stond), was hij gestopt. Hij had alleen gekweld toegekeken toen ik zijn tweelingbroer martelde, hij had enkel sussende woordjes naar me gefluisterd die niet eens tot me door waren gedrongen.
Ik sloeg nogmaals met mijn handen, dit maal tegen de grond, en schreeuwde gekweld tegen niets in het bijzonder. Ik was alleen en niemand was er gelukkig om mijn wanhopig gekreis aan te horen.
Althans, dat had ik gedacht.
Ik schrok op toen ik een gedaante voor mij zag en drukte mijn rug angstig tegen de boom achter mij. Maar ik realiseerde me dat het geen vijand was en kwam tot rust bij het zien van het vertrouwde gezicht van Diachi. Ik glimlachte bitter om zijn bezorgde glimlach te beantwoorden maar er zat weinig vreugde in, precies zoals ik me voelde.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Diachi bezorgd terwijl hij op mij af kwam. Hij stak zijn hand uit in de veronderstelling dat ik deze zou beetpakken en zou gebruiken om op te staan maar in plaats daarvan kroop ik achteruit en krabbelde snel overeind.
‘Ga weg,’ jammerde ik. Ik was me vaag bewust van het bloed dat op mijn gezicht en handen zat en de tranen die alles nat hadden gemaakt – ik moest er vreselijk uit hebben gezien en dat verklaarde de uitdrukking op Diachi’s gezicht, of hij had mij horen schreeuwen of misschien vreesde hij stiekem wel voor zijn eigen leven. Monster dat ik was.
‘Héé, rustig maar. Wat is het probleem?’ suste Diachi terwijl hij langzaam naar mij toe liep maar bleef staan toen ik achteruit deinsde.
‘Doe wat ik zeg,’ klaagde ik opnieuw. Ik kon niet tegen Diachi liegen maar had niet gewild dat ik het eruit flapte, al deed ik het toch. Ik zei onmiddellijk wat er op mijn hart lag. ‘Straks word ik om de één of andere onzinnige reden weer boos er vermoord ik iedereen hier in de buurt. Ik ben een monster.’ Ik snikte terwijl ik het zei en het kostte moeite om niet te huilen. Ik was zo vreselijk overstuur van wat er laatst gebeurd was en ik geloofde met hart en ziel dat er een dag zou zijn dat ik niet op tijd mijn woedeaanval onder controle zou kunnen houden en dat ik iemand van het leven zou beroven.
‘Dat is niet waar,’ antwoordde Diachi medelevend. Deze keer stapte ik niet weg toen hij op mij af kwam maar ik draaide me wel van hem af toen hij zijn armen beschermend om mij heen sloeg.
Alleen deze keer waren de rollen omgedraaid en was ík niet degene die bescherming nodig had. Diachi had bescherming nodig. Bescherming tegen mij, een onvoorspelbaar monster dat letterlijk het bloed onder zijn nagels vandaan zou kunnen halen, zelfs als ze dat zélf niet zou willen.
Ik zweeg een tijdje terwijl ik weifelde of ik Diachi’s omhelzing zou aannemen, ik wilde zo graag van hem houden zonder een gevaar voor hem te zijn maar dat leek op dit moment onmogelijk. En daarom nam ik de beslissing die ik liever niet had genomen, ik duwde Diachi weg en deed een stap achteruit.
‘Het spijt me,’ fluisterde ik met mijn ogen terneergeslagen. ‘Ik wil je gewoon geen pijn meer doen.’ Bij de laatste woorden blikte ik voorzichtig enkele seconden omhoog. Niet enkel om zijn gezichtsuitdrukking en daarmee zijn reactie te peilen, maar ook omdat ik in mezelf op wilde nemen welke schade ik had aangericht en het stak in mijn buik als een scherp mes. Diachi’s gezicht was lang niet zo toegetakeld als dat van Texas maar ik zag de donkerrode sneetjes op zijn gezicht en wilde de tijd erg graag terugdraaien. Het deed mij pijn om te zien dat Diachi pijn had geleden en daarom wilde ik terug naar het uiterste begin om dit alles te voorkomen. Niet zomaar naar het begin, niet het begin waarin ik Diachi nog niet verwond had of waarin ik Diachi had leren kennen of het moment waarop ik net op school was gekomen maar het moment waarin dit alles slechts een slecht onlogisch verhaal kan zijn waarin alles slechts verzonnen was, een sprookje. Het moment vóórdat het allemaal begon, het moment voordat ik voor mijn leven vocht met slechts het spelen van gitaar. Daar zou ik heen willen om alles te kunnen voorkomen, ook al zou ik Diachi dan niet gekend hebben en hem nooit leren kennen.
En toen draaide ik mij om. Ik rende weg van Diachi om me te kunnen verschuilen op een plaats waar hij mij niet zou kunnen vinden en waar ik hem geen pijn zou kunnen doen. Tranen stroomden opnieuw over mijn met bloed bedekte wangen terwijl ik een heftig verdriet onderging. Maar ik verdiende het, als straf voor het laten lijden van onschuldige Seruen. Het was allemaal mijn eigen schuld en ik zou er voor moeten boeten, daar ging ik vrijwillig in mee als ik mijn dierbaren daarmee kon redden, ook al zou het voor mijzelf een marteling worden.
Reageer (1)
jeeeh merel is back!!!
1 decennium geledenSnel verder schrijven hoor