~Proloog~
Londen 2003
Ik liep rustig door de donkere nacht in de stad Londen. Londen, de plek waar ik geboren ben, waar ik jaren gewoond heb. Totdat ik dood ging. Het was 1790, het jaar dat ik gestorven ben. Ik liep gehaast door de straten van Londen. Ik was op weg naar huis maar ik was te laat omdat ik de weg kwijt was. Ik was bij mijn vriendin op bezoek geweest, en we hadden zoveel plezier dat ik de tijd vergeten was. Gehaast was ik op weg gegaan naar huis, maar omdat het zo donker was liep ik de verkeerde straat in waardoor ik omliep. Uiteindelijk kwam ik in een doodlopend steegje, omdat ik dacht dat dat een kortere weg was, maar dat was het niet. Het was de laatste weg die ik nam, in mijn menselijke leven. Er kwam een man het steegje in lopen, richting mij. Zijn ogen waren rood, felrood. Zijn huid was zo wit als sneeuw. Eerst dacht ik dat hij mij wou helpen, want zijn modieuze stem vroeg rustig aan mij: ‘Ben je verdwaald meisje?’ ‘Ja meneer’ zei ik zacht. Hij knikte en keek me aan. Ineens werd ik overspoeld met pijn, terwijl de man mij niet eens aanraakte. Hij liep langzaam op mijn af. ‘Zo jammer dat ik je gevonden heb, je had nog een lang en mooi leven kunnen leiden’ zei hij en pakte me strak vast. Hij ging met zijn gezicht naar mijn nek en het leek net alsof hij me kuste. Totdat ik scherpe tanden voelde en de pijn die ik voelde erger werd. Ik gilde het uit, maar de man stopte niet. ‘Willam, kom snel ze zitten achter ons aan!’ hoorde ik een vrouwenstem schreeuwen en de man die blijkbaar Willam heette liet mij los. Ik wist niet wie of wat achter hun aanzat, maar ik hoopte dat ze dood gingen. Toen nam de verschrikkelijk pijn toe, richting mijn hart. Ik had geen idee hoelang ik in dit steegje lag totdat ik mijn ogen opende en alles scherper zag dan normaal. Ik stond op en voelde verschrikkelijke pijn in mijn keel. Al snel had ik door wat ik was. Want er liep een vrouw langs waar ik op af rende. Toen ik doorhad wat ik wou doen rende ik weg, richting het bos aan de rand van Londen. Ik wou een mens vermoorden. Het was mijn soortgenoot geweest totdat ik dit werd, een monster, een vampier. Ik heb wekenlang in dat bos gezeten. De pijn in mijn keel werd met de dag erger en ik zwakte veel af. Totdat er een hert langs liep. Zonder te denken sprong ik erop af en dronk hem leeg. Sinds dat moment wist ik dat ik geen mensen hoefde te vermoorden. Ik leef nu al die jaren al in mijn geboortestad Londen. Ik heb het hier nooit verlaten. Ik had mijn familie zien doodgaan. Ik heb me altijd van de mensen verstop in de angst dat ik ze zou vermoorden. Ik ben vele vampiers in Londen tegen gekomen maar probeerde ze altijd zo veel mogelijk te vermijden. Ik heb hier altijd gewoond, maar nu is het tijd om te gaan. Mensen gaan me herkennen op straat, ze zien dat ik niet verander. Aangezien dat teveel opval zou ik moeten verhuizen. Naar een andere plek. Een donkere plek waar ik overdag op straat kan gaan lopen, ik heb geen idee waar, maar ik vind wel wat, ik blijf zoeken. Mijn naam is Amedea Sadler, geboren 4 augustus 1771, gestorven 18 december 1790, ik was 19 jaar oud toen mijn tweede leven begon. En ik leef dit tweede leven al 203 jaar lang. Er is waarschijnlijk nog één ding dat je van mij moet weten. Ik ben een van de gelukkige vampiers met een gave, maar ik heb een niet zo fijne gave. Ik kan gevoelens voelen en manipuleren, dat houd in dat ik een boze menigte rustig kan maken en dat ik de bijvoorbeeld de pijn van iemand kan voelen, zoals ik al zei, niet zo fijn.
Reageer (6)
Ze kan dus eigenlijk hetzelfde als Jasper, toch?
1 decennium geledenVerderr(H)
1 decennium geledensnel verder
1 decennium geleden!!!!! (meer heb ik niet te zeggen :p)
1 decennium geledenSuper, snel verder. Je hebt hier ook een abo bij(flower)
1 decennium geleden