6. Is dat een jongen?!
De hele klas was in diepe gesprekken toen er op de deur geklopt werd en mevrouw Hogan, de secretaresse, naar binnen kwam en de leraar vroeg mee naar de gang te gaan. Iedereen keek in stilte toe en hoopte iets op te vangen van het gesprek. De leraar kwam weer naar binnen en had een lach op zijn gezicht. De decaan volgde onze leraar en keek naar onze klas.
“Ik moet jullie iets vertellen,” zei hij met een stralende lach op zijn gezicht, “vanaf vandaag is er een nieuwe leerling op onze school, hij is net verhuist vanuit Duitsland naar hier…”
De deur ging open en ik zweer dat iedereen zijn mond open viel toen de leerling binnenkwam en tussen de leraar en de decaan ging staan. Iedereen was verbaasd over de pure schoonheid van de nieuweling, maar ik was verbaasd om een andere reden.
“Wow!” zuchtte Dylan, “Zij is lekker.”
Het lange, piekerige, zwarte haar, de melkwitte huid, de intens blauwe ogen. Nee, dit was geen meisje, het was een jongen. De jongen van mijn raam.
“Dit is Bill Kaulitz,” ging de decaan verder, “ik wil dat jullie hem allemaal helpen…”
Dylan viel bijna van zijn stoel. “Dat is een jongen? Echt niet! Het kan echt niet dat zij een hij is! Hij is… Hij is beeldschoon.”
Normaal zou ik lachen om hoe stom Dylan was, maar ik kon het niet. Ik was letterlijk bevroren terwijl de ogen van de jongen maar naar een ding keken. Mij.
“Bedankt voor je bijdrage, Dylan.” Zuchtte onze leraar. “Zoals meneer Montacute al zei, wil ik dat jullie Bill helpen als hij verdwaald lijkt. Begrepen?”
“Ja meneer.” Reageerde iedereen behalve Dylan, die in shock leek te zijn, en ik, ik was nog steeds bevroren en kon niets doen. Meneer Montacute verliet het lokaal en de leraar wees een plek aan voor Bill. Recht achter mij. Bill knikte beleefd en ging naar zijn plek toe. Toen hij mij passeerde moest ik huiveren.
Het kon niet waar zijn dat dit gebeurde. Het was onmogelijk. Het kon niet waar zijn. Het kon echt niet waar zijn dat, iets uit mijn dromen en ’s nachts bij mijn raam zat, iets dat mij waarschijnlijk zou kunnen doden, dat dat nu achter mij zat. En de anderen konden hem zien. Het moest een droom zijn, misschien was ik in de les in slaap gevallen, of beter, ik was veilig in bed en dit alles was een nachtmerrie.
Jammer genoeg, was dat het niet. Het gebeurde echt.
Ik kreeg eindelijk wat beweging terug en keek over mijn schouder naar Bill. Hij keek mij aan met een dodelijke blik. Hij bracht de uitdrukking ‘als blikken konden doden’ op een heel nieuw niveau.
“Ange?” fluisterde Megan, “wat is er?”
“Niets” fluisterde ik terug en keek weg van Bill. “het maakt niet uit.”
Megan keek Bill aan. “Waarom kijkt hij zo boos naar je?”
Ik haalde mijn schouders op. “Ik weet het niet, maar staar alsjeblieft niet. Ik wil niet dat hij iets anders gaat doen.”
“Vreemd” fluisterde ze en ze keek weer naar mij.
Megan was niet de enige die opmerkte dat Bill de hele tijd boos naar mij keek. Elke les die ik had, hadden Bill en zijn boze blik ook. Charlotte viel het op, Tasha zag het en zelfs Dylan zag het. Ik had geen idee waarom hij zo boos naar mij keek, ik heb niets tegen die jongen gedaan. Als iemand boos mocht kijken was ik het, hij was degene die ’s nachts door mijn raam kijkt.
Er zijn nog geen reacties.