Foto bij -4-

Gustav pov

Nog wakker wordend, doe ik de televisie aan en begin te zappen. Hoewel het geluid redelijk hard staat en het scherm niet klein is, kan ik toch mijn gedachte niet bij de bewegende beelden houden. Steeds denk ik aan Karlesha en hoe ze eruit zal zien. Zou ze mijn oogkleur hebben of die van Cherméne? Heeft ze mijn karakter of die van Cherméne? Alle gedachtes over mijn kleine meisje gaan door mijn hoofd, maar geen enkele kan worden bevestigd omdat ik geen idee heb hoe ze eruit zal zien. Bruut wordt mijn gedachtestroom gestoord door een rinkelend geluid, de telefoon. Nijdig pak ik ‘m op.
“Ja?”
“Ook hallo vriend! Met Bill, we hebben vanaf volgende week weer een drukke agenda, deze week ben je nog vrij!”
De woorden cirkelen in mijn hoofd, maar omdat mijn humeur zo snel naar het dieptepunt is gezakt komen ze niet binnen en snap ik niet wat ik aan deze informatie heb.
“Dus?”
“Dus je bent nog één weekje vrij, maar ik ga hangen want je bent niet te pruimen.”
Voor ik nog iets kan zeggen heeft hij al opgehangen. Nog steeds nijdig gooi ik mijn telefoon weer op tafel en hoor hoe deze via de tafel op de grond valt. Zuchtend ga ik op de bank liggen en bedenk me dat een week vrij wel heerlijk is. Misschien zou ik iets kunnen afspreken met Cherméne. De gedachte flits door mijn hoofd. Ik mis haar. Hoewel ik nog geen brief van haar terug heb, is de zin om een nieuwe te schrijven heel groot. En toch ook weer niet. In dubio met mezelf sta ik op en loop naar de keuken. Daar pak ik een blikje cola en drink deze langzaam op. Na de laatste slok bedenk ik me dat ik vandaag eens iets moet gaan doen. Thuis zitten doet me niet goed, misschien doet de buitenlucht me dat wel. Blij met mijn net verzonnen activiteit kleed ik me aan, druk de televisie uit en loop met mijn jas aan het huis uit, op weg naar een doel om mijn gedachte een beetje te verzetten.

Zonder enig idee waar ik heenloop, wandelen mijn voeten over de straatstenen. Ik loop langs een boel winkels. Overal zijn mensen. Kleine kinderen die schreeuwend een spelletje spelen. Vrouwen die samen roddelend boodschappen aan het doen zijn. Mannen die hun auto aan het bekijken zijn. Het ziet er zo harmonieus uit. Dan zie ik een vrouw die een klein meisje vast houdt. Meteen gaan mijn gedachtes uit naar Cherméne en Karlesha. Hoe zouden hun samen zijn? Met een plotselinge zin in kleine kinderen, draai ik me om en loop naar het park toe. Bij de speeltuin ga ik op een bankje zitten en kijk naar de spelende kinderen. Bijna dromend zie ik een meisje in de speeltuin. Ergens vind ik haar lijken op Cherméne. Met de bruine schouderlange haren en haar manier van spelen. Mijn droom blijft doorgaan tot ik op mijn schouder wordt getikt. Ik knipper even met mijn ogen en draai dan mijn hoofd om te zien wie mij aantikte. Voor me staat een klein jongetje. Wild bruin haar, blauwe ogen en een grote glimlach.
“Meneer, zou u mij misschien willen duwen?”
Hij wijst naar de schommels en als ik weer terug kijk naar het jongetje, zie ik twee zielige ogen en een glimlach. Ik val voor deze kinderlijke charmes en knik. Trots van wat hij heeft bereikt, rent hij voor me uit en gaat op een schommel zitten. Ongeduldig stampt hij zijn voeten in het zand, tot ik achter hem sta. Zachtjes geef ik hem duwtjes in zijn rug. Elke keer als ik hem een duw geef, kraait hij van plezier. Na een tijdje vind ik het hoog genoeg en duw ik zachter.
“Hoger! Hoger!”
Schreeuwt de kleine opdonder. Ik geef hem nog een paar duwtjes en doe dan een stap achteruit. Omdat je jongen voelt dat ik niet meer achter hem sta, draait hij zich om in de zwaaiend schommel. Hierdoor verliest hij zijn evenwicht en valt, met zijn been nog op de schommel, met zijn gezicht in het zand. Even snikt hij heel zachtjes en dan hoor ik hem zachtjes huilen. Zonder enig idee wat ik moet doen, loop ik naar hem toe en kniel ik om hem te zien. Ik til hem op en veeg zijn kleertjes schoon van het zand. Dan pak ik zijn gezicht vast en begin deze schoon te vegen. Als ik als laatste mijn handen door zijn haar haal om het zand te verwijderen, zie ik hem weer lachen.
“Grote mannen huilen niet”
Zegt de kleine jongen en kijkt mij aan. Voor hij iets wil zeggen hoort hij een deuntje. Ik hoor het ook en kijk dezelfde richting op. Het is een ijscokar. Bijna smekend kijkt hij me met zijn grote blauwe ogen aan. Ik zwicht en loop met het nog steeds onbekende jongetje naar de ijscokar. Ik til hem op en vraag hem wat hij wil.
“Waterijsje!”
Zegt hij trots.
“Oké. Meneer ik wil graag een waterijsje voor deze stoere jongen en een twister voor mezelf!”
De ijscoman pakt de twee ijsjes en ik betaal ze. Als we op een bankje zitten en ik mijn verpakking eraf heb gehaald, zie ik het jongetje kijken.
“Wat is er? Wil je mijn ijsje?”
Voorzichtig knikt hij ‘ja’ en ik geef hem mijn ijsje. Ik pak zijn waterijsje vast, maar aangezien hij daarvan al heeft gesnoept, houd ik deze vast. Na een kwartiertje heeft hij mijn ijsje op en speelt hij een beetje met het stokje.
“Floris, Oh daar ben je, ik kon je al niet vinden”
Een redelijk stevige vrouw komt met grote passen naar ons toe zetten en pakt het jongetje naast mij op.
“Is alles goed met je? Heeft deze meneer iets bij je gedaan?”
Overbezorgd zet ze hem weer neer en trekt zijn kleding recht. Ze voelt of hij zijn spulletjes nog heeft en zucht dan als ze voelt dat hij alles nog heeft. Dan begint Floris te praten.
“Deze meneer heeft met mij geschommeld en net bij de ijscokar een ijsje voor mij gehaald!”
Trots wijst hij naar de ijscokar die nog steeds zijn vervelende deuntje afspeelt. Met grote ogen kijkt de vrouw van mij naar het ijsstokje naar Floris en is dan even stil. Maar niet voor lang, want ze heeft haar woorden gevonden en is bereidt deze te gebruiken.
“Floris, wat heb ik je nou gezegd over vreemde mensen?”
“Ja, mama”
Zegt Floris en kijkt mij aan. Ik haal mijn schouders op en sein dat hij naar zijn moeder moet kijken. Deze pakt zijn hand vast en trekt hem weg. Als ze buiten mijn gehoorafstand staan, begint ze hem een preek te geven. Als ik nog even naar hun kijk, zie ik dat Floris zich ook omdraait en nog naar mij zwaait. Dan lopen de twee het park uit, uit mijn gezichtsveld. Wat een schat van een jongetje, maar sommige mensen snappen de wereld soms niet. Deze gedachte meteen opzij zettend sta ik op en loop ik naar huis toe, benieuwd of ik nog een brief heb ontvangen van Cherméne.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen