Hoofdstuk 2
De volgende dag op school praten de kinderen hun plan door. Maar katrien en ik moeten weg, want we gaan met wat vrienden voetballen. We fietsen weg en komen bij het veldje, maar de rest is er nog niet dus we wachten. Plots komt er een papiertje aangewaaid, het blijft steken tussen mijn spaken. Ik lees hardop voor ‘’help me, help me ik ben in groot gevaar’’. Het was vaag ondertekend met een krabbel, het lijkt wel op de naam Alicia! Zeg ik, Katrien is ondertussen naar de kinderen gelopen die er inmidels al waren. Ik denk o nee als ze het maar niet hebben gehoord. Maar ze zeiden er niks over, dus we gaan voetballen. Ondertussen het voetballen krijgen we dorst, Katrien zegt er zit iets in mijn tas. Ja hoor een briefje ligt er in haar tas, er staat ‘’help me help me ik ben in groot gevaar’’. Ik vraag Katrien om met me mee te lopen. We vergelijken de briefjes, ja het zelfde handschrift. En de ondertekening vraagt Katrien. Ja ook het zelfde antwoord ik. We gaan weer voetballen, toen we klaar waren met voetballen praten we nog even na. ‘’we spreken af niemand iets over die briefjes te zeggen’’ zeg ik tegen Katrien, ze stemd in. De volgende dag op school vertellen we het aan Ronald en Kim. Ze schrikken en weten even niet wat ze er mee moeten doen. Kim vraagt kunnen we de briefjes niet verbranden? Waarop ik zeg nee, wie weet worden we dan wel vervloekt ofzo, ik vind het al zo eng! Dan komt Ronald met een idee, morgen gaan we naar die schuilplaats en kijken wat erin zit. Kim vind het een goed idee maar Katrien en ik twijfelen, misschien word het dan alleen maar erger. Maar tot slot haalt Kim Katrien over en mij dus ook. Na school gaan we naar de plek, ‘’de deksel is stoffig’’ merkt Kim op. ‘’er zit een sleutelgat in’’ zegt Ronald. Kom laten we de sleutel gaan zoeken zegt Katrien. Nee!, wie weet is het wel hartstikke gevaarlijk we stoppen er nu gewoon mee zeg ik. Maar natuurlijk luistert er weer niemand naar mij! Dus ik loop zwijgend mee, plots staan we stil. ‘’kijk’’ zegt Ronald, een doosje plotseling zomaar voor mijn voeten! Hij pakt het op en maakt het open. In het kistje ligt een mooi gouden sleuteltje in een rood doekje. Hij haalt de sleutel eruit. Kom we gaan naar de deksel! Dus we lopen terug naar de deksel, ik pak het doosje en haal het doekje weg. Ik lees ‘’deze sleutel past op een groter doosje als je verder loopt’’! oow nu kunnen we weer helemaal terug lopen! Ja maar we moeten het hebben. Oow zegt kim plotseling ik moet al naar huis anders lopen we morgen verder? Ik stem gelijk in ‘’als het donker word wordt het hier gevaarlijk’’ . uiteindelijk zegt Ronald ‘’oké we lopen wel naar huis’’. We lopen naar mijn huis terug en zien een hondje aan komen lopen. Zijn pootje lijkt gebroken! schreeuwt Katrien die echt niet tegen dierenleed kan. Kom laten we haar gaan helpen, we kijken op de halsband. Bij eigenaar staat: alicia er staat een adres bij: ongelukslaan 13 . daar ga ik dus echt niet naartoe! Zegt Kim. Want? Nou je weet wat ze over dat adres zeggen het is vervloekt! Ik begin te denken alicia, alicia waar heb ik die naam eerder gezien. Ik denk en denk en plots weet ik het de briefjes. Ik roep mijn vrienden en zeg het ze, ze vinden het ook raar. Kom we brengen het hondje tog terug, we komen in de ongelukslaan. We zien omgekeerde hoefijzers, zwarte katten, en een huisnummer 6 en aan de overkant nummer 13. Het bliksemt boven dat huis zegt Katrien bang. Ik bel aan een vrouw die ongeveer net zo oud is als mijn moeder doet open, ze ziet er ziek uit. We geven de hond ze zegt dank jullie, en dan vraagt ze iets. Hebben jullie mijn alicia ook gevonden? We zeggen nee maar wel deze dingen, we laten de gevonden dingen zien. De vrouw schrikt en haalt haar man haar man schrikt ook. Willen jullie haar voor ons zoeken, want we kunnen niet uit ons huis het is vervloekt namelijk.
Er zijn nog geen reacties.