Titel: History never sleeps
Genre: Moord
Aantal woorden: 1675
Type: Stand Alone
Inleiding: Het verleden moet je laten rusten. Dat is wat de meeste mensen zeggen. Maar wat als het verleden je onverwachts komt opzoeken en jij daar de gevolgen voor moet nemen.





Hakken tikte tegen de grond. Je hoorde ze al van ver weg. Als je goed luisterde kon je horen dat ze rustig liep. Soms maakte ze een snelle pas tussendoor, maar ze liep in een normaal tempo over de straatstenen heen. Met elke stap die ze zette kwam ze dichtbij. Toen ze voorbij het huis van de buren was, kon je haal silhouet zien. Een meisje. Slank, lang haar dat naar achter was gezet en mooie benen. Even stond ze stil. Schichtig keek ze om zich heen, ze voelde zich bekeken. Toen ze niemand opmerkte, draaide ze zich weer om en liep verder. De eerste straatlantaarn verlichtte haar een beetje. Ze had lichtblond haar dat tot over haar schouders hing en zo gedrapeerd lag over haar jas heen. Ze had een lange zwarte jas aan, een zwarte broek en lage hakken. Meer was er niet te beschrijven want ze was alweer uit het licht. In de verte hoorde je een vogel vliegen, maar daar keek ze niet van op. Pas toen een auto om de hoek kwam rijden en haar met zijn koplampen verlichtte, bleef ze stilstaan zodat de auto haar kon passeren. Toen de auto de straat uit draaide, keek ze even om, om daarna weer verder te lopen. Elke straatlantaarn scheen een beetje licht op haar. Elke keer werd een stukje van haar uitgelicht. Haar uiterlijk had zich al laten zien, maar nu kwam ook haar emotionele kant naar boven. Haar ogen stonden leeg, ze keken nergens naar. Haar mond lag in een tevreden houding op haar gezicht. Haar handen had ze in haar jaszakken verwerkt en de tas die ze droeg hing op haar schouder. Toch scheen er iets vreemds te zijn aan dit meisje. Nieuwsgierig als ik was, liep ik naar beneden en trok aldaar mijn jas en schoenen aan. Snel griste ik mijn sleutels van de tafel en trok de deur dicht, bang om haar mis te lopen.

Op een afstand van ongeveer twee meter bleef ik achter haar lopen. Ze liep met een bepaalde elegantie die ik nog nooit iemand had zien doen. Haar haren bewogen mee op het tempo waar ze in liep. En toch was er iets aan dit meisje. Bang om te dichtbij haar te lopen, hield ik soms mijn pas in of ging ik even stilstaan. Soms draaide ze haar hoofd naar de lucht of een woning in de buurt. Ze keek dan even, om vervolgens haar hoofd weer naar voren te draaien. Ze sloeg linksaf en toen ik dezelfde draai maakte, leek het alsof ik haar kwijt was. Even moesten mijn ogen weer wennen aan de zwarte duister, maar toen ik me weer kon focussen, zag ik dat ze op de grond zat. Haar tas lag voor haar en zij hing over haar tas heen. Wild rommelde ze in haar tas, op zoek naar iets was de herinnering aan vannacht zou doen verdwijnen. Stil liep ik dichterbij en bleef achter een auto staan. Ze merkte me niet op, ze was te druk bezig om iets van de omgeving om haar heen te merken. Ik hoorde haar zuchtte en iets uit haar tas pakken. Het was omwikkeld in een vuile doek, maar de vorm kon ik niet plaatsen. Ik voelde dat ik hier nu weg moest gaan. Kordaat stond ik op, liep achter de auto vandaan en liep langs haar heen. Ze zei niks, maar ik voelde haar ogen in mijn rug branden. Ze wist het. Ze wist dat ik haar had gevolgd en haar de laatste handeling had zien maken. Zonder om te kijken liep ik door, geen idee waar ik heen moest. Achter mij hoorde ik iets ritselen en later de hakken die over de straatstenen heen liepen. Ze kwam achter mij aan, dacht ik, maar hield een rustig tempo aan. Toch kon ik mijn benen niet dwingen om hetzelfde tempo aan te nemen en verloor ik afstand. Ze kwam steeds dichterbij, zonder dat ik ook maar harder kon lopen of haar zou kunnen ontwijken. Ze kwam naast me lopen voor de rest was het stil. Alleen onze ademhaling hield de nacht wakker. Zo liepen we een stukje rechtdoor. Ik voelde dat ze haar zinnen aan het overdenken was en ik wilde niks zeggen.
“Je hebt me gevolgd.”
Dat was het eerste wat ze die nacht tegen me zei. Geen vraag, gewoon een stelling. Mede hierdoor reageerde ik niet en liep ik gewoon door.
“Het is niet wat je denkt. Ik moest wel”
Nog steeds hield ik mijn mond. Soms is zwijgen wat je nodig hebt om de ander te laten praten. Minutenlang zeiden we beide niks. Allebei hadden we even niks om te zeggen of geen idee hoe we het moesten zeggen.
“Het was een mes.”
Haar hakken stopte met geluid maken. Ze stond stil. Rustig liep ik op mijn tempo verder, ook al was ik heel nieuwsgierig waarom het een mes was. Ik hoorde haar achter mij zuchtte, haar hakken tikte snel op de grond en ze kwam weer naar mij lopen. Ik voelde een hand op mijn schouder. Gewoon losjes, alsof deze er even hoorde te liggen. Ze haalde deze ook weer weg en keek mij aan. Mijn blik bleef naar voren gericht. Nooit iemand aankijken waarvan je de daden nog niet weet.
“Hij was slecht voor me, ik moest dit wel doen”
Haar woorden verdwenen in de nacht. Als ik hier niet zou lopen, zou je denken dat ze het tegen de nacht had. Ik voelde hoe ze mijn hand pakte die ik langs mijn lichaam had hangen en hoe ze mijn warmte opving. Zonder ook iets te veranderen liepen we verder. Ik was me nergens meer bewust van. Even voelde ik helemaal niks. Geen hand. Geen emoties. Alleen mijn voeten die over de straat liepen. Plots sloeg ze recht af en doordat ze mijn hand vast had, werd ik meegedraaid en liep ik met haar mee. Haar passen werden nu kleiner en sneller, ik moest een aardig tempo aannemen om haar bij te houden.
“Niemand mag zo worden behandelt.”
Het was alsof mijn lichaam nergens meer op reageerde. Haar woorden namen bezit van mij en mijn nieuwsgierigheid deed me beseffen dat ik heel graag wilde weten waar dit over ging. Ik trok aan haar hand en maande haar zo tot stilstand.
“Wat heb je gedaan?”
De woorden kwamen er vloeiend uit, alsof erover was nagedacht. Niets was minder waar, het was het eerste wat in mij opkwam.
“Ik heb hem neergestoken. Elke messteek stond voor elke keer dat hij mij pijn had gedaan.”
Mijn hersenen waren gestopt met nadenken. Haar woorden vloeide door mijn hoofd. Elk woord werd drie keer gehoord en werd overdacht. Mijn nieuwsgierigheid was te groot, ik moest het weten.
“Hoeveel?”
Het leek alsof ze na moest denken. Alsof ze het hele voorval weer opnieuw meemaakte.
“Dertig.”
Verbaasd staarde ik naar de grond. Het meisje wat mij eerst zo elegant leek was gewoon een koudbloedige moordenaar. En dertig steken. Natuurlijk wilde ik weten wat die dertig keren zoveel pijn had gedaan, maar ik wist niet hoe haar humeur nu stond en bedacht me om het niet te vragen. Nog steeds stond ik tegenover haar en ik keek haar recht in de ogen. Dat was mijn grootste fout. Haar ogen zaten vol agressie en woede.
“Jongens denken maar aan een ding. Wij meisjes zijn maar een pleziertje.”
Terwijl ze de woorden uitsprak, werden haar ogen bozer en agressiever. Het was alsof ze mij elke moment een doodsblik zou kunnen geven.
“Ik zou ze een voor een wel kunnen uitmoorden. Al die sukkels die denken dat wij geen gevoel hebben. Dat wij maar voor één keer leuk zijn. Dat wij daarna weg moeten gaan en nooit meer terug moeten komen. En jij bent ook zo iemand.”
Mijn maag draaide zich om. Ze kon dit niet weten. Ze hoorde dit niet te weten. Ik wilde wegkijken, zeggen dat ik geen idee had waar ze het over had en terug lopen naar huis. Ik kon het niet. Misschien heel laf maar ik kon niet weglopen. Zij wist dingen over mij die ik wilde vergeten.
“Naomi. Naomi Hangsfa.”
Het enigste wat ze nog zei. Mijn hoofd werd licht, mijn maag draaide zich om en het volgende moment lag ik op de straat. Mijn hele maaginhoud spuugde ik eruit. Mijn verleden was mij altijd blijven achtervolgen, maar Naomi had voor een speciaal plekje gezorgd. Mijn lichaam kon hier niet normaal op reageren. Wat ik Naomi aan heb gedaan zou ik mezelf nooit kunnen vergeven maar ik moest verder leven.
“Je hebt Naomi gebruikt. Ik maak het voor haar af.”
Ik voelde hoe ze op haar knieën ging zitten. Het stof van haar broek raakte de grond, evenals haar tas. Ze ritste deze open en haalde het stukje doek er weer uit. Ze haalde de doek van het voorwerp af en liet mij het mes zien. Het was een mooi mes, mooi handvat en vlijmscherp. En rood. Rood van het bloed van de vorige jongen.
“Je verdient het om te lijden. Voor elke fout die jij bij Naomi hebt gemaakt.”
Ze draaide mij op mijn rug en liet het mes langs mijn keel gaan. Heel zachtjes. De rillingen liepen over mijn lijf. Een nieuwe inhoud kwam naar boven, maar omdat ze mij op mijn rug duwde, kon ik het er niet uit spugen. Daar, die bewuste avond, ben ik gestikte in mijn eigen braaksel. Voordat ik geen adem meer kon halen, heb ik haar nog een vraag gesteld.
“Mag ik dan op z’n minst je naam weten.”
Ze leek erover na te denken maar toen ze zag dat ik toch bijna was gestikt, durfde ze het aan en opende haar mond.
“Cherifa. Cherifa Hangsfa.”
Dat waren de laatste woorden die ik binnen kreeg. Ik was vermoord door een koelbloedige vrouw. Door iemand die mij wilde laten voelen hoe haar zus zich heeft gevoeld. En ik heb het gevoeld. Ze heeft mij laten voelen wat Naomi heeft gevoeld en ik weet dat zij de grootste fout in mijn leven was.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen