1)Dood en dan?
Ik opende mijn ogen met het gevoel alsof ik goed uitgerust was.
Alsof ik een eeuwigheid geslapen had en nu alles aankon.
Maar dat gevoel werd al snel verstoord door de gedachte dat ik iets miste. Iets erg belangrijks.
Ik kon mijn vinger er niet op leggen.
Ik sloot mijn ogen en concentreerde me.
Wie was ik eigenlijk? Ik dacht diep na. Ik probeerde me iets te herinneren. Als ik wist wie ik was, kon ik er misschien achter komen wat ik zo miste.
Ik dacht na en besefte dat ik Edward heette. Edward Anthony Masen Cullen.
Ik was een vampier en mijn adoptieouders heetten Carlisle en Esmé Cullen. Ik had twee geadopteerde broers, Emmett en Jasper, en twee geadopteerde zussen, Alice en Rosalie.
Ik hield van mijn familie, muziek, snelheid, goede auto's en nog iets. Of eerder iemand. En die iemand was hetgeen wat ik het meeste miste van alles. Ik deed mijn best om me iets te herinneren.
Ik besefte dat ik dood was en dat ik dat helemaal niet erg vond.
Ik meende me te herinneren dat ik dat had gewild. Ik herinnerde me een diepe pijn, omdat ik iets verloren was. Toen ik me probeerde te herinneren waarom ik precies zo graag dood had gewild, doemde er een gezicht op in mijn gedachten, dat van een meisje.
En niet zomaar een meisje; het allermooiste, liefste meisje dat er maar was. Ik wist niet precies hoe ze heette of hoe ze eruit zag, het gezicht en haar naam bleven vaag. B.. Bell.. Bella! Toen ik aan die naam dacht, wist ik dat het haar naam was, want het gezicht werd er iets scherper door. Nog niet zo scherp als het zou moeten, maar ik wist zeker dat ik haar zou herkennen als ik haar zag.
Ik miste haar, maar waar zou ze zijn? In de hemel, zonder twijfel.
Maar waar was ik? Dit was alleszins niet de hel. Daarvoor was het hier veel te aangenaam. Het bed was zacht en de kamer had een prettige temperatuur. Ik hoorde vogels zingen en herkende de melodie -al wist ik niet precies waarom.
Plots besefte ik dat ik niet alleen was. Iemand lag tegen me aan te slapen. Ik opende mijn ogen weer en werd haast verblind door de lichte kamer. Ik had net niet goed rond gekeken en dus werd ik volledig verrast door het bijzondere interieur.
Ik lag in een wit hemelbed met gordijnen die haast van mist leken, de dekens waren zo zacht en donzig als wolken. Er waaide een zachte bries door het open raam, die de witte gordijnen deed opwaaien. Vlakbij het raam stond een wit-leren bank.
Waar was ik? Ik keek naar degene die bij mij lag en schrok.
Het meisje dat daar lag, leek sprekend op Bella. Dat wist ik, omdat toen ik haar zag, het gezicht in mijn herinneringen scherper werd en het precies dezelfde was als het hare.
Ze deed haar ogen open, zich duidelijk bewust van het feit dat ik wakker was, en lachte lief. Ze lachte zoals Bella altijd lachte, maar toch ook weer niet.
"Edward," zei ze, terwijl ze haar armen stevig om me heen sloeg en haar hoofd tegen mijn borst nestelde.
"Ik heb je zo gemist," prevelde ze en tot mijn verbazing trok ze een spoor van kusjes over mijn keel.
"Excuseer juffrouw, maar mag ik vragen wie u bent?" Ze leek op Bella, maar er klopte iets niet.
"Hoe bedoel je? Herken je me dan niet?" vroeg ze verbaasd. Was zij het dan toch?
Nee, er miste iets aan haar. En bovendien kon ik me niets herinneren van onze tijd samen. Geen enkel gesprek, geen enkele kus.. Ik miste ook een bepaald verlangen. Niet lichamelijk, maar een soort onderliggend verlangen; de drang om haar te beschermen. Het leek onlosmakelijk met Bella verbonden te zijn, maar bij dit meisje had ik die behoefte totaal niet.
"Wel, u doet me aan iemand denken, maar.." Ze drukte een kus op mijn kaak en ik schoof weg. Ik vertrouwde haar niet helemaal.
"Misschien moet ik je een beetje helpen," zei ze met een lach. Ze zette zichzelf recht en trok me mee.
"Hoor je wat die vogels zingen?" vroeg ze.
"Ja, natuurlijk. Wat is daarmee?" Ik wist dat het belangrijk was, maar ik kon niet focussen. Het meisje begon mijn gezicht te strelen en ik wist zeker dat dat niet normaal was. Zo zou Bella niet doen. Zij zou veel meer aarzelen. Dit meisje was veel te direct, te doelgericht. Ik maakte me trouwens wat zorgen over haar precieze doel.
"Dat heb jij geschreven, voor mij," fluisterde ze.
Ik wist weer wanneer en waarom ik het geschreven had.
"Dat herinner ik me ja. Ik herinner me dat ik het schreef nadat ik Bella voor het eerst had zien slapen." De handen bevroren en ik schoof nog wat naar achteren.
"Bella?" vroeg ze. Haar stem had een rauw randje en haar ogen werden even koud. Toen keek ze me weer warm en verleidelijk aan.
"Sorry juffrouw, ik weet niet wie u bent, maar u bent niet degene die dat muziekstuk geïnspireerd heeft," zei ik vastberaden.
Ze keek woedend, en toen zag ik wat miste. Haar ogen, ze waren te donker. Niet het chocoladebruin dat ik me herinnerde, maar zwart. En ze misten de liefde die ik gewend was. Ik zag alleen haat en lust.
"Edward, ik ben het." Ze leek te smeken en dat bracht meer herinneringen naar boven. Ik wist plots weer waardoor ik in eerste instantie van haar gescheiden was, het immense verdriet dat ik haar had aangedaan en hoe ik precies gestorven was. Ah, het deed pijn.
Maar ik wist nu ook heel zeker dat het meisje dat zich nu aan me vast klampte, niet dezelfde was. Ik hield haar met moeite op een armlengte afstand, zodat ik haar recht aan kon kijken.
"Juffrouw, ik vraag u nu vriendelijk om weg te gaan. U bent Bella niet en zij is de enige die ik nu wens te zien. Het spijt me zeer als ik uw gevoelens kwets, maar het zou niet eerlijk zijn als ik deed alsof ik u geloofde. Er is slechts één meisje dat mijn hart kan raken," besloot ik.
Plots veranderde alles.
Ze sprong op. Haar haren werden zwart en stonden overeind. Ze ontblootte haar onverzorgde tanden en veranderde in iets wat meer op een kwade heks leek dan op Bella.
"Nee!" schreeuwde ze en ik sprong haastig uit bed, voor ze mijn gezicht open kon scheuren met haar nagels.
"Glassia! Hou op! Je hebt hem gehoord! Ga terug naar waar je vandaan komt!" riep een mannenstem. Vreemd genoeg leek de heks te bedaren door die woorden. Ze siste naar me en toen wierp ze een korte blik naar de man achter mij en werd ze plots een vrij aantrekkelijke vrouw, haast een engel. Haar haar werd glad en glanzend, haar ogen werden lichter en haar grove huid werd zijdezacht. Ze leek nog altijd niet op Bella, maar ook niet meer op het walgelijke schepsel van net.
Ik geloofde dat ze tot dan haar ware gedaante nooit had laten zien.
Toen ging ze in rook op. Ik hoorde de man achter me vermoeid zuchten en draaide me om. Ik schrok toen ik zag dat de man vrij jong was en bovendien sprekend op mij leek.
Nou, behalve een paar details. Hij had hetzelfde warrige, bronskleurige haar, zijn gezicht had ongeveer dezelfde trekken en hij had dezelfde lichaamsbouw. Het verschil zat hem in zijn ogen, die hemelsblauw waren, en het feit dat hij vleugels op zijn rug had. Hij keek me met een vermoeide, treurige en berouwvolle blik aan.
"Mijn excuses voor het gedrag van mijn zuster. Ze weet dat ze moet gaan als jij het vraagt. Maar net als de meeste helbewoners heeft ze nogal een lak aan regels." Hij zuchtte diep.
"Je, je zus?" vroeg ik verbijsterd. Ik kon zijn verhaal niet helemaal volgen. "Oh, sorry. Dit is natuurlijk heel verwarrend voor je. Ga zitten," zei hij, terwijl hij me een bank aanwees.
Terwijl ik ging zitten, realiseerde ik me dat ik mijn antwoorden ook uit zijn hoofd kon halen. Ik focuste me, maar hoorde niets. Dit verwarde me en het hielp ook niet echt nadat ik de afgelopen twee minuten zo veel te verwerken had gekregen. Ik kon me moeilijk concentreren, wat overigens heel bizar was. Ik was het gewend om zonder problemen aan tien verschillende dingen te kunnen denken. Ik bedacht me ook dat ik niet zo sterk was als gewoonlijk. Wat was hier aan de hand? Verdorie.
"Dat soort taalgebruik wordt hier niet echt geapprecieerd. En je kunt wel gedachten lezen, alleen niet die van hemeldienaren of helbewoners. Maar je bent inderdaad nog niet op volle kracht," legde de man uit. Hè? Kon hij mijn gedachten wel lezen?
"Ja, dat kan ik. Logisch eigenlijk, aangezien ik je beschermengel ben. Hoe moest ik anders weten wat je wilde doen en hoe ik je het best kon helpen of tegenhouden?" Beschermengel? Hè? Die waren toch alleen voor goede mensen? Niet voor zielloze schepsels zoals ik.
"Edward, je stelt me diep teleur. Ten eerste, verlies je je ziel alleen als je hem uit vrije wil aan een demon verkoopt. En jij hebt hem nooit vrijwillig afgestaan, dus ben je hem blijven behouden.
Bovendien verdient iedereen alle hulp die hij of zij kan krijgen. Alleen is niet iedereen bereid om die hulp te aanvaarden, maar waar zijn mijn manieren? Ik heet Ardo, Ardo Cor. En de eh, charmante dame van net heet Glassia Cor. Ze is, zoals ik al zei, mijn zus." Ik trok mijn wenkbrauw op.
"Het is een lang verhaal, dus we kunnen maar beter snel beginnen. Je wilt immers zo snel mogelijk naar Bella, toch?" De blik in zijn ogen klopte niet helemaal. Ik kreeg het gevoel dat hij zelf net zo graag naar haar toe wilde als ik.
"Niet naar haar," mompelde hij zo zacht dat ik niet zeker wist of ik hem wel goed verstaan had. Hij keek me weer aan.
"Je weet misschien al waar je bent," zei hij. Ik dacht dat dit de hemel was, maar.. Wel, ik had me daar wat anders bij voorgesteld.
Wijde wolken-vlaktes en talloze schattige engeltjes die er speelden. Deze kamer was mooi, maar...de hemel? Ardo schudde zijn hoofd.
"Je moet verder kijken dan je neus lang is, Edward. Ik dacht dat je dat wel geleerd zou hebben na honderd-en-elf jaar geleefd te hebben. Kom eens bij het raam staan," zei hij. Hij klonk gehaast.
Waar is de brand? Dacht ik tegen hem, terwijl ik opstond en naar hem toe liep. Hij leek te doen alsof hij me niet hoorde. Waarschijnlijk omdat hij geen beleefde manier kon bedenken om te antwoorden. Ik kwam naast hem staan en keek mijn ogen uit.
Ik zag een weide met het groenste gras dat je je maar kon inbeelden. Op een heuvel stond een boom vol bloesems, die zachtjes wiegde in de warme bries. Ik zag zo voor me hoe ik onder die boom vele middagen door zou brengen met - als het even kon - Bella in mijn armen, kijkend naar het witte paard dat door de vlakte raasde of lezend in een mooi boek. Ik zag een rivier met kristalhelder water, die als een blauw lint door de vlakte kronkelde. En aan de horizon zag ik een adembenemende zonsopgang. "Het is prachtig," mompelde ik verbijsterd.
"Weet ik." Ardo klonk zelfingenomen. Alsof hij dit alles had gemaakt. Maar misschien was dat ook zo.
"Niet in mijn eentje," gaf hij diep in gedachten verzonken toe, "Maar het paard was bijvoorbeeld mijn idee. Ik heb de grove lijnen bedacht, maar de details zijn uitgewerkt door een heel bijzonder iemand, die je, als alles goed is, vrij snel zult ontmoeten."
Toen hij dat zei, ging hij weer over op een iets zakelijkere toon.
"Ik ben zoals ik al zei je beschermengel. Glassia was zeg maar een soort van je persoonlijke demon. Niet rot bedoeld hoor, iedereen heeft er één. Je hebt haar eigenlijk alleen maar ontmoet omdat ze niet zeker waren of je je plek hier wel waard was, maar als alles goed gaat, heb ik binnenkort mijn zus weer terug." Ik wendde met tegenzin mijn blik van de prachtige omgeving af om hem vragend aan te kijken.
"Toen we hier net waren, heette ze Crystall Cor. Dat betekent zoiets als 'kristallen hart'. Mijn naam betekent trouwens 'warm hart'. In het begin konden we het erg goed met elkaar vinden. Maar toen we opgroeiden... Crystall was altijd erg nieuwsgierig en ze sloop wel eens naar andere gedeeltes van de hemel, waar ze niet mocht komen. Ze ontmoette de verkeerde personen en na een tijd veranderde ze haar naam en sloot ze zich aan bij de helbewoners. Glassia Cor betekend 'bevroren hart'. Niet lang daarna werden we samen aan een pasgeboren baby toegewezen. Ik hoopte dat de verhalen waar waren en dat als ik jouw ziel zuiver mee terug bracht, Glassias hart ook gezuiverd zou zijn van alle duisternis. Ze zag er in ieder geval meer uit als zichzelf dan de laatste honderd jaar." Hij mijmerde weer en ik liet hem begaan.
"Maar goed. Voor ik de rest vertel, moet je iemand ontmoeten." Hij klonk enthousiast. Ik volgde hem door de deur - die ik eerst niet had gezien - een gang op, waarvan de muren volledig uit mist leken te bestaan.
Niet veel later kwamen we in een soort wachtkamer. Er stonden gemakkelijke fauteuils en de muren waren behangen met mooie posters. Allemaal, behalve één. Voor die muur zat een jong meisje, met haar knieën tegen haar borst getrokken, ergens gebiologeerd naar te staren. Af en toe schokten haar schouders alsof ze huilde.
"Flora?" riep Ardo verward. Hij klonk alsof hij het tegen een lang verloren gewaande geliefde had. "Oh, Ardo!" riep Flora dolgelukkig terwijl ze opsprong en zich in zijn armen wierp.
"Ik heb je zo gemist," snikte ze. Ik bekeek haar en zag tot mijn verbazing dat zij net zo veel op Bella leek, als Ardo op mij. Zou dit dan Bella's beschermengel zijn? Maar dan was Bella hier ook! Ik keek hoopvol rond.
"Waar is Bella? Flora, gaat het wel?" Ardo klonk bezorgd.
"Het spijt me, ik heb alles verpest," zei ze, terwijl ze opnieuw in snikken uitbarstte.
"Dat is niet waar, lieve Flora. Jij kon hier ook niets aan doen," suste Ardo haar. "Heb je het haar nog niet verteld?" vroeg hij, nadat hij een blik op de achterste muur had geworpen.
"Kijk haar toch. Ze is zo gelukkig. Ik kan het niet. Ik durf haar niet te vertellen dat ze nooit meer wakker zal worden. Toch niet zoals zij denkt dat ze wakker zal worden." Ik hoorde hen nauwelijks. Ik keek naar de muur - die transparant bleek te zijn - en naar het meisje dat vrolijk door de licht gekleurde kamer danste in een fleurige jurk. Ze bekeek elke hoek nieuwsgierig en leek wel een kind van zes dat een nieuwe speelkamer had ontdekt.
"Je moet gaan. Hoe eerder ze hier doorheen is, hoe beter het is voor haar." Ik merkte dat Flora me voorbij liep en de kamer inging. Ondertussen had Bella haar kast open gedaan en hield ze zichzelf een jurk voor. Ik schrok me dood toen die plots vlam vatte en de fleurige jurk die ze aanhad een seconde later hetzelfde lot onderging.
"Nee!"
Het is nog niet voorbij. Er komt meer.
Reageer (1)
snel verderrrrrrrrr please?
1 decennium geleden