2. Mythes
Ik ging terug naar huis met een dubbel gevoel. Het ene deel in me wou morgen lekker thuis blijven, het andere deel wou weten of die mysterieuze jongen ook in mijn klas zat. Eenmaal thuis maakte ik een boterham met kaas, het water uit de kraan smaakte al beter. Ik kroop vroeg in bed, met de gedachte aan morgen. Ik had de wekker op mijn gsm ingesteld op kwart na zeven. De eerste les volgens mijn lessenrooster was om twintig voor negen. Aardrijkskunde. Niet echt mijn lievelingsvak. Wiskunde en biologie, daar kon ik wel wat van. Ik zong mezelf in slaap met mijn hoofd vol van die prachtige ogen. De dag begon veel te vroeg. Ik poetste mijn tanden, kamde mijn haar. At iets en vertrok met een kleine rugzak met een paar balpennen in naar school.
“Mijn skeelers zal ik nog moeten leren onderhouden,” mompelde ik toen ik een gekraak hoorde onder mijn voeten. Ik vond het fijn om de wind door mijn haren te voelen. Net toen ik het pleintje over stak, begon het te regenen. Sneller dan dat ik normaal reed, ging ik naar de school. Op de parking stonden een paar auto’s waar leerlingen haastig uit stapte. De meeste liepen meteen door naar de cafetaria en gangen. Ik verwisselde onder het afdak van schoeisel. Eenmaal binnen klonk van overal gejoel. Mensen die aan het lachen waren om iemands grap, andere waren elkaar aan het vertellen over hun weekend. Ik liep direct door naar mijn eerste les. De bel ging en de gangen liepen leeg. Ik moest me eerst voorstellen van meneer Brigsby. Mijn klasgenoten waren redelijk vriendelijk, maar behandelde me als een indringer. Wat hun reden daar toe was, weet ik niet. Bij de volgende lessen herkende ik Lena. Zij zat bij mij in de les als ik godsdienst en wiskunde had. Na de pauze liep ik met haar mee.
“En hoe vond je het tot nu toe?” vroeg ze een beetje onzeker.
“Het ging wel, ik kan alleen nog geen mensen herkennen,” antwoordde ik aarzelend. Ik was nog een beetje bang van Lena, haar ogen zagen er een beetje paarsig uit. Haar blond haar was net een spinsel in het licht van de gangen.
“Kom maar bij ons zitten,” glimlachte ze, “ik zal je voorstellen aan mijn vrienden.” Aan haar tafel zaten vier jongeren. Drie meisjes en één jongen. Eén meisje herkende ik van de les aardrijkskunde. De rest was nu nog onbekend voor mij.
“Ik ben Anna,” zei een meisje met kort bruin haar.
“Ik ben Tyler, vriend van Maaike,” vulde de jongen haar aan.
“En ik ben dus Maaike!” glimlachte ze blij. Zij zat bij mij in de les. Ik herkende het montuur van haar bril. Dus Maaike en Tyler zou ik vaak samen zien.
“En dat is Lore,” zei Anna. Ze wees naar een stil, klein meisje aan het einde van de tafel. Ze keek even op. Haar ogen waren helblauw. Ik slikte hoorbaar.
“Hallo,” zei ik tegen iedereen, “ik ben Kimberley Hall.” De hele maaltijd probeerde ik mijn hoofd bij het gesprek te houden. Maar de ogen van Lore schoten door mijn hoofd naast de ogen van de mysterieuze jongen. Ze leken zo hard op elkaar. De bel verloste me van mijn gepeins.
De rest van de dag vloog voorbij. Het laatste uur hadden we turnen. Mijn klasgenoten keken minachtend naar me toen ik moest voordoen wat de leerkracht vroeg. Iedereen staarde met grote ogen naar me toen ik een perfecte flikflak maakte met een dubbele salto. Blijkbaar waren ze niet gewoon dat er iemand ‘simpele oefeningen’ kon. Dat merkte ik al snel toen de les verder ging. Van de leerkracht mocht ik kijken en helpen waar ik kon. Na de les waar iedereen hijgend uit kwamen, probeerde ik niet op te vallen. De schooldag was eindelijk gedaan. Eenmaal thuis had ik huiswerk voor de komende dagen. Ik besloot om er nu snel aan te werken want dan had ik nog tijd om op mijn vleugel te spelen. Het geluid van het instrument maakte me rustig. Zo ging het een week door. De enige verandering die je nog als verandering kon beschouwen was, dat ik een werkje bij de bakkerij had gevonden. De dagelijkse sleur was bijna een gewoonte, tot plots. Op deze beruste middag veranderde het voor goed. Lena had gevraagd of ik even kon wachten om de cafetaria binnen te gaan. Ik vroeg me af wat er mis was…
“Ik heb een probleempje,” zei ze wat verlegen,” ik hoop dat jij me kunt helpen.”
“Ja, natuurlijk!” antwoordde ik verbaast. Ik was niet gewoon dat er iemand iets aan me vroeg.
“Het zit zo, ik moet voor de taak van Geschiedenis iets opzoeken over de geschiedenis van dit dorp,” ratelde ze door, “ik heb geen internet bij ons thuis. Zou jij even willen kijken naar wat informatie?”
“Ja, waarom niet?” vroeg ik. Dit was echt raar. Waarom zou ik in hemelsnaam informatie moeten zoeken over dit dorp. Ik wist niet eens dat we een taak hadden van Geschiedenis. Ik vroeg niet door over dit onderwerp en ging zwijgende binnen. Aan onze tafel was het nog muisstil. Ik merkte op dat iedereen naar Lena aan het kijken was. Had ze iets gezegd dat ik niet mocht weten? Thuis maakte ik eerst mijn huiswerk en at een boterham met kaas. Bij de bakkerij verdiende ik niet zo veel, maar ja, ik moest toch geld hebben voor mijn eten. De opdracht die ik van Lena had gekregen werd ook aan gewerkt.
Ik was eigenlijk toch wel redelijk geïnteresseerd door de geschiedenis van mijn woonplaats. Na enkele dagen kwam ik op een site over enkele legendes, mythes van dit dorp.
Er stond:
‘Rond het jaar 1351 was er een laatste piek van de Zwarte Dood. Deze zorgde ervoor dat het inwoner aantal sterk daalde. 2/3 van de totale bevolking stierf. De legende gaat over het feit dat de burgemeester een vreemdeling geen onderdak bood voor de winter.
Deze vreemdeling had honger, koude en zou sterven als hij niet ergens kon overnachten. Hij klopte aan bij het gemeente huis. De burgemeester deed open. De vreemdeling vroeg of hij onderdak kon krijgen voor de nacht. De burgemeester was bang dat de man in zijn dorp stierf aan de Pest. Of hij een drager was van het virus. Voor de veiligheid van zijn volk antwoordde hij met een “Nee, vreemdeling, je bent hier niet welkom. Ga terug van waar je kwam en laat mij en mijn vrouw met rust.”
De vreemdeling keerde de burgemeester zijn rug toe en stak zijn wandelstok uit naar de lucht. Midden op het plein stond hij stil. Hij klopte drie keer met zijn stok op de grond en mompelde enkele onverstaanbare woorden. Het enige wat men nog weet is dat hij opeens weg was. Maar de tijd bleef staan in Myths Fall. De inwoners werden niet ouder. De vrouw van de burgemeester stierf net op het moment dat de vreemdeling verdween. De burgemeester ging opzoek achter de mysterieuze vreemdeling en stierf van verdriet. Volgens sommige zou de dochter van dit stel nog leven, maar niemand had haar ooit in het openbaar gezien.’
Ik geloofde de meeste dingen die ik vond op het net niet, maar dit voelde anders aan. Als of dit echt was. Mijn verstand sloeg op hol.
“Rustig maar,” suste ik me, “het is niet echt. Echt niet!” Ik barste bijna in tranen uit, zo ontroerend vond ik deze legende. Ik speelde nog enkele liedjes nadat ik deze informatie had overgeschreven. In bed had ik weer de nachtmerrie van de tocht door het woud en de achtervolging door iets.
Ik schreeuwde me wakker toen ik over een boomstam viel en het duister me opat. Het was 5 uur. “Dit zal een lang weekend worden,” hijgde ik nog wat na.
Het hele weekend was ik nog aan het nadenken over al de legendes die ik gelezen had en overgeschreven voor Lena. ‘De tijd staat stil in het dorpje Myths Fall’, ‘Burgemeester en vrouw omgekomen op mysterieuze wijze’, ‘Geheimgehouden dochter?’,… Allemaal dingen die in mijn hoofd rond spookte. Zondag ging ik naar de bakkerij voor brood en mijn baan natuurlijk. Ik besloot om mevrouw Wanner eens wat te vragen over de geschiedenis van het dorp. Ze leek me wijs genoeg om me geen nonsens te vertellen.
“Euh, ik moet voor school een taak maken van de geschiedenis van dit dorp,” vroeg ik aarzelend. Ik wist nog hoe ze reageerde toen ik vroeg achter fietsen. Zo’n reactie wou ik niet nog eens meemaken.
“En wat moet je zoal weten?” antwoordde ze beleeft. Het ging tot nu toe nog goed.
“Ik moet enkele legendes onderzoeken, de naam van het dorp en nog wat van die zaken,” ik wist niet zeker hoe ze op mijn zelfverzekerde toon.
“Ah, die opdracht,” lachte ze, “heeft Lena je gevraagd dit te doen?”
“Ja,” stamelde ik verbaasd. Hoe wist zij dat? Ze lachte nog een keer, en antwoordde: “Normaal stelt ze deze vraag pas als ze de nieuwe mensen beter kent. Ze moet niet zomaar iedereen vertrouwen,” zei ze meer tegen zichzelf dan tegen mij. Ze glimlachte nog even naar mij, maar keek terug serieus.
“Kom er is nu toch nog geen volk, ik moet je nog iets laten zien.”
Ze nam me mee achter in de winkel bij een oude kast. Deze had ik al eens gezien op de rondleiding door de winkel.
“Kijk,” zei ze, “deze kast is nog van mijn moeder. Zij stierf net als de vrouw van de burgemeester uit je verhalen.” Ik keek nog eens naar de oude kast. Ik vond ze niet zo speciaal uit zien. Tenzij je de prachtige uitgesneden beeltenissen bedoelde. Deze beelden net een strip uit. Toen ik het beter bekeek, zag ik het verhaal van de vreemdeling. De zieke mensen, de burgemeester met zijn vrouw, de vreemdeling voor de deur, de vreemdeling op het plein met de staf. Er liep een rilling over mijn rug toen ik terug dacht aan het verhaal, hoe het afliep. De beeltenis van de bakkersvrouw leek sprekend op de vrouw die nu naast me stond. Toen ik nogmaals keek zag ik al dat er helemaal geen verschil was. Maar deze kast was al meer dan 600 jaar oud!
“Wist u dat u heel hard op deze vrouw lijkt?” vroeg ik wijzend.
De vrouw keek even raar, maar antwoordde: “ik denk dat het tijd wordt om terug aan het werk te gaan. Kom ik zie daar een klant.”
Na mijn werk besloot ik om Lena eens op te zoeken. Ik had al een hele verzameling van legendes en feiten over deze stad. Ik zocht heel de namiddag maar zag haar nergens. Thuis deed ik alleen het noodzakelijkste zoals mijn huiswerk en de vaat. Ik viel vroeg inslaap zo ergens tussen mijn bed en de badkamer.
Op school vond ik Lena ook nergens, ze leek wel van de wereld gevaagd te zijn. Raar.
Thuis ruimde ik verder op, de woonkamer, de gang, de kelder. Die zat trouwens vol met spinnen en stof… Dat waren net de dingen waar ik het meest een hekel aan had. Plots besefte ik dat ik nog niet op de zolder was geweest. Ik haastte me naar boven. Hijgend stond ik naast de deur van de kamer waar ik de trap had ontdekt. Onverschillig deed ik de deur open. Het enige wat ik hoorde was mijn versnellende hartslag en gehijg.
“Rustig maar, hier is echt niets,” ik probeerde mezelf wat rustig te krijgen. Ik bleef nog wat hangen bij de deur tot ik de moed had gevonden om hem te openen. Op de zolder scheen wat zonlicht binnen door de kieren en spleten in het dak. Daardoor kon ik mijn ogen de kost geven. Overal stonden opgestapelde dozen en kratten. Links achter stond nog een wieg en een paspop. Naast me stonden enkele kaarsenhouders op een vitrinekastje. Ik stak de kaarsen aan en liep op tast en beetje verder.
“Whaa!!” schreeuwde ik. Ik draaide me om. Ik moest bijna lachen toen ik merkte waarvan ik zo geschrokken was. Een oude teddybeer was van de kast gevallen toen ik ergens tegen aan liep. De knuffel was dan op mijn rug gevallen. Plotseling gingen mijn kaarsen opeens uit.
“Oké, dit is niet meer grappig,” ik hoorde hoe mijn stem beefde toen ik sprak.
“Wie is daar?” Geen antwoord. Ik liep door tot ik bij de deur uitkwam. Snel rende ik de trap af naar mijn kamer. Deze was ondertussen al rijkelijk versierd met posters en dergelijke. Ik verschool me onder de dekens van het hemelbed.
Ik weet niet hoelang ik daar zo gelegen lag, maar toen ik er eindelijk onderuit durfde te komen was het de moeite niet meer. Ik had honger maar wou voor geen goud mijn schuilplaats verlaten. Ik besloot om een beetje te slapen voor zover dat nog ging. Ik had te veel zorgen dus mijn plan om te slapen was een beetje onmogelijk. Ik dacht aan Lore, en vooral aan haar ogen.
“Morgen,” dacht ik bij mezelf, “spreek ik haar aan. Ik zeg wel dat ik nog wat hulp nodig heb bij die taak van Geschiedenis.”
Ik droomde over de ogen van mijn mysterieuze jongen. Plots schoten de ogen van Lore er vlak naast. Ik merkte geen verschil op, buiten de kleuren. Die van de jongen had ik zien veranderen, die van Lore zagen er nog steeds hetzelfde uit.
“Morgen,” herhaalde ik me. Ik probeerde nog om terug in slaap te vallen, deze poging slaagde. Maar ik werd wel wakker van een nachtmerrie, alleen was deze net iets anders. Ik liep nog steeds door het bos achtervolgd door iets. Maar in plaats dat het duister me opslokte hoorde ik een stem. Eentje die ik nog nooit had gehoord ook al klonk hij zo bekend. Hij smeekt om hulp. Ik stond op met een hongerig gevoel. Na een koude douche maakte ik me een warme chocomelk. Ik had wat poeder gekocht bij de kruidenier. Het was nog te vroeg om naar school te gaan dus besloot ik nog wat te spelen. De muziek die ik speelde kende ik niet maar het klonk leuk. Het verbaasde me wel dat ik dit kon spelen. Ik had de noten nooit gezien of gehoord. Na dat rare liedje ging ik maar vertrekken. Het was mistig toen ik buiten kwam. Op school was Lena er nog steeds niet. Ik begon wat ongerust te worden. Wat was er met haar gebeurd? Waar is ze nu? Ik had geen antwoord op al deze vragen. Tijdens de pauze sprak ik, zoals ik al heel de ochtend tegen mezelf zei, Lore aan.
“Dag Lore!” mijn stem klonk nog wat beverig.
“Euh, hallo?” antwoordde ze verbaast. Opgewekt ging ik verder.
“Zou je me kunnen helpen met mijn taak voor Geschiedenis?” vroeg ik verder.
“Ja, waarom niet?” ze keek me nu iets oplettender aan. Had ik ineens vleugels gekregen?
“Moet ik naar jou komen, of kom jij naar mij?” vroeg ik beleefd. Ik had geen flauw idee waar ze ergens woonde.
“Ik kom wel naar jou. Is dat goed?” Ik knikte en glimlachte naar haar. Voor het eerst zag ik haar terug glimlachen.
“Hopelijk worden we nog goede vrienden,” dacht ik.
Lore kwam mee na school. Ik ging wat trager zodat ze me kon volgen. Ik had nog steeds mijn skeelers, zij ging gewoon te voet. Toen we thuis waren leidde ik haar naar de keuken. Daar stond een oude tafel met stoelen zodat we konden zitten. Ik stak meteen van wal.
“Dit heb ik al gevonden,” zei ik. Ik legde een stapeltje papieren voor haar neus.
“Bedankt,” antwoordde ze beleefd. Ze bekeek het eens en legde het toen terug op tafel.
“En,”vroeg ik, “wat vind je er van?” Ik keek naar haar gezicht en daar speelde een glimlach.
“Ja, ik denk dat het wel oké is. Wil je nog wat weten? Ik kan goed vertellen.” Haar reactie verbaasde me wel een beetje. Ik kende Lore als zo’n soort van gothic meisjes die ik nog kende van vorig jaar. Een stil iemand die niet om aandacht vroeg. Ik had ze nog nooit gretig gezien.
“Ja, natuurlijk mag dat!” ik probeerde mijn stem niet te laten beven.
“Wel, ik ken een verhaal dat ik zelf heb meegemaakt. Het verhaal van de Emotievoelers.”
Ze vertelde en vertelde. Ik raakte zo in haar verhaal op dat ik even dacht dat ik daar was, in het bos. Ik zag mensen met donkere kapmantels. Het enige wat ik zag waren hun blauwe ogen. De ene al iets donkerder dan de andere. Plots zag ik een klein meisje, ik herkende haar meteen. Het was Lore! Naast haar stond een jongen van ongeveer dezelfde hoogte. Op dat moment deden ze allemaal hun kap naar beneden. Er waren vrouwen en mannen bij van alle leeftijden. De jongste die er waren, waren Lore en die jongen. Ik keek eens naar zijn ogen. Ze waren helblauw. Ze zagen er zo vertrouwd uit. Plots klonk een stem door de kring.
“Florence en Marcus, doe een stap naar voor!”
De twee kleinste deden een stap naar voor en keken alleen naar de oude man aan het hoofd van de kring. De stem ging verder:
“Beloven jullie het geheim van de Emotievoelers te bewaken? En nooit misbruik te maken van jullie gave?
“Ja,” klonk het twee stemmig. Ik keek van waar het geluid kwam maar ik was niet meer daar. Ik zat terug aan de keukentafel over Lore.
“Oké, dat was vreemd!” zei ik verbaasd. Ik voelde nog steeds de aanwezigheid van de mensen van die kring.
“Het leek of ik n…” Ze onderbrak mijn bedenkingen.
“Ja, ik weet het. Heb je nog vragen voor mij?” vroeg ze verdrietig. Ik keek haar aan, in haar ooghoek zag ik iets glinsteren. Een traan.
“He, waarom huil je?” Ik stak mijn had uit om haar te troosten. Ik raakte haar even aan, maar trok meteen mijn hand weg. Ik had precies een elektrische schok gekregen.
“Sorry,” zei ze, “ik wou je geen pijn doen. Het is gewoon wat moeilijk voor me om over mezelf te vertellen.” Ik begreep haar nog niet helemaal.
“Denk nog eens aan wat ik verteld heb,” probeerde ze nog eens. Ik zag terug alle mensen in de kring, iedereen met blauwe ogen. In het midden de twee kleinste, Florence en Marcus. Ik hun namen nog kunnen onthouden.
“Jij bent die Florence!” riep ik plots uit. De gelijkenissen waren overduidelijk.
“Ja, ik ben Florence, Marcus is mijn broer.” Ze staarde mistroostig uit het raam toen ze dat zei.
“Wat heeft dit eigenlijk te maken met de geschiedenis van dit dorp?” Ik was echt nieuwsgierig aan het worden.
“Wel, er is een groep van mensen, de Emotievoelers, die tegen het bestuur zijn van dit dorp. Ze leven al zeker 700 jaar hier. De mythe van de vreemdeling heb ik zelf nog meegemaakt. We worden niet ouder.”
Ik merkte dat mijn mond open was gegaan toen ze dat zij. Ik deed hem meteen weer dicht. Ik zat dus nu over een meisje van 675 jaar!! Toch als ik nog kon tellen…
“Ah,” hijgde ik,” dus alles wat ik heb gevonden op het net is echt?”
“Neen, dat niet. Maar het verhaal van de vreemdeling en dat van de achtergehouden dochter wel.”
Ze zei dit of dat ze gewoon aan het vertellen was hoe haar dag was.
“Over welke gave hadden ze dat bij de bijeenkomst in het bos?” Ze keek me even raar aan maar ging verder. Was ze verbaasd dat het zich allemaal heeft afgespeeld in een bos?
“Je hebt gevoeld wat ik kan. Als ik me angstig of bedreigd voel kan ik een elektrische lading over mijn lichaam zetten. Soms als ik een heel sterke emotie voel kan ik misselijk worden of zelfs flauwvallen. Bij elke Emotievoeler is dat anders. Maar het heeft wel altijd met ons gevoel of met dat van een ander te maken.” Ze glimlachte eens naar mij en ging verder:
“Marcus, mijn broer, voelt de gevoelens van andere aan. Zijn ogen veranderen van kleur, hij reageert op de emoties. Het verandert soms van helblauw tot nachtelijk blauw. Hoe donkerder hoe meer hij met de persoon meeleeft.” Ze glimlachte nog steeds maar keek net iets geïnteresseerder naar mij.
“Hoe ziet Marcus er uit?” vroeg ik. Ik dacht meteen terug aan het vliegveld en de reflectie in de ruit. Zou de mysterieuze jongen Marcus zijn? De broer van Lore?
Lore was ineens verdwenen.
“Lore, waar ben je?” riep ik angstig. Waar was ze nu ineens? Was snelheid ook een gave?
“Hier, op zolder!” klonk het gedempt. Snel liep ik naar boven. Ze stond met haar rug naar me toe. Ik hijgde, ze keek om. Haar ogen stonden eindeloos. In haar handen had ze een doos.
“Wat zoek je?” vroeg ik, “misschien kan ik helpen.”
“Neen, dat denk ik niet. Ik heb het al gevonden.” Haar stem klonk doods.
“Laten we naar beneden gaan,” stelde ze voor, “daar kan ik het allemaal uitleggen. Hopelijk heb je niet te veel huiswerk want dit duurt nog wel even.” Ze glimlachte een beetje moeilijk naar me. Beneden aangekomen hijgde ik weer als enige. Ik snapte het niet, wat zocht ze op mijn zolder?
“Kijk,” zei ze. Ze had een vergeelde foto vast. Ik keek even onzeker naar haar gezicht. Ik dacht dat ik weer een traan zag. Op de foto stonden drie mensen vrolijk te lachen. Links een jongen, rechts een meisje dat verdacht veel op Lore leek en in het midden een oude vrouw.
“Dit ben ik met Marcus en je stieftante. Nu noemt iedereen hem Marc. We veranderen onze namen om mee te kunnen gaan met de tijd,” haar stem klonk wat schor. Ik draaide de foto om en keek naar de datum.
“24 mei 1837,” las ik luidop, “wow, dit is een oude foto!”
“Ja, ik weet het,” ze glimlachte terug een beetje onzeker.
“Maar hoe komt die foto op mijn zolder?” Ik wist mijn eerste vraag terug.
“Wel, je tante was een goede vriendin van me. Ik word niet ouder weet je nog?” Ik keek nogmaals naar haar gezicht op de foto, dan terug naar de werkelijkheid.
“Je was een vriendin van mijn tante? Ik weet dat zij 109 was toen ze stierf!” vroeg ik verontwaard, “hoe oud ben jij dan? 600?!”
“Neen, ik ben geboren op 21 mei in het jaar 1332 des heren, rond 1350 is de tijd blijven staan,” ze zei dit of dat het doodnormaal was. Ze was nu zeker 677! Ik had het gevoel dat ik ging flauwvallen.
“Kimberley, blijven ademen. Ik weet dat het raar klinkt maar het is nu eenmaal zo!! Iedereen die je al bent tegengekomen is minstens 650 jaar.
“Geloof me alsjeblieft. We hebben je hulp nodig,” ze was aan het smeken. Wat moest ik doen? Iedereen die ik kende was zeker 650 jaar, de meesten ouder.
“Wie moet ik helpen?” vroeg ik.
“Al de Emotievoelers zijn tegen het belijd van dit dorp, ze misbruiken Lena!” gilde ze. Ze barste in tranen uit. Nu weerhield ze me niet om haar te troosten. Ik sloeg mijn armen om haar heen en suste haar. Toen ze enkel nog wat na snikte, verontschuldigde ze zich.
“Wat heeft Lena hier eigenlijk mee te maken?” vroeg ik. Haar naam was nog niet gebruikt in dit gesprek.
“Helene is de dochter van de burgemeester, zoals ik al zei, we veranderen onze namen naargelang de tijd,” ze sprak nog wat onzeker.
“Oh,” dat was het enige wat ik zei. Ik wist het gewoon niet meer, “is ze echt de achtergehouden dochter van de burgemeester?”
“Ja, zij is de echte dochter van de vermoordde burgemeester,” wat ze zei was een lange ademtocht. Ze fluisterde meer, ik verstond haar amper.
“Vermoord?” antwoordde ik verontwaard, “ik dacht dat hij gestorven was van liefdesverdriet.”
“Niets is nog wat het lijkt. Je moet niemand meer vertrouwen, je weet nooit wie dat er in de raad zit,” haar stem haperde even, maar hersteld zich vlug, “kom je even mee? Ik denk dat je Marcus graag eens wilt zien.” Wat kon ik zeggen? Ik kende Lore nu nog maar enkele dagen en nu vroeg ze me al om mensen te redden, dit was te gek voor woorden.
“Oké, waar woon je?” vroeg ik.
“Dat kan ik niet zeggen, maar vertrouw me maar,” smeekte ze. Ik hoorde aan haar stem dat ze dit echt meende.
“Ik volg wel. Is het ver?” ik wist niet of ik mijn skeelers moest aandoen of niet.
“Voor ons is het vlak bij de deur. Maar voor buitenstaanders zal het wel wat verder zijn,” ze glimlachte even.
“Is snelheid ook een gave?” ik wist niet meer wat ik allemaal moest verwachten.
“Neen, dat is gewoon door de tijd, we hebben echt zo weinig te doen. We vervelen ons meestal te pletter,” lachte ze. Ze vond het blijkbaar een grappige reactie.
“Kom,” zei ze nog eens, “laten we vertrekken.”
Er zijn nog geen reacties.