Deel 3
Het was half twaalf. Ik kon mijn ogen niet van de secondewijzer op mijn horloge af houden. Om twaalf uur zou mijn wederhelft in een houten kist onder de aarde bedolven worden.
Bij iedere tik van het klokje hoorden vijf hartslagen van mij. Ik had het idee dat ik ieder moment een hartaanval zou kunnen krijgen, want het was vast niet gezond dat mijn bloed zo snel werd rondgepompt. Ik hoopte eigenlijk dat het echt zou gebeuren. Er zou hier niemand zijn die me kon redden, dus zou ik sterven. Om samen met Fred begraven te worden was het waarschijnlijk al te laat, maar ze zouden me vast wel naast hem neer leggen.
Opeens ging ik overeind zitten. Ik had al de hele ochtend en de slapeloze nacht lang het gevoel dat ik iets moest dóén, maar ik had niet kunnen verzinnen wat. Want zijn begrafenis, met alle hartverscheurend huilende familie en vrienden, wilde ik absoluut niet meemaken. Maar nu wist ik wat ik zou doen.
Het was vijf over twaalf toen ik in de kleren die ik al meer dan een week droeg op het terrein van Zweinstein aankwam. Het grote, imposante kasteel had behoorlijk geleden onder de aanslag, maar was al bijna volledig weer opgebouwd. Het was dan ook al een hele maand geleden.
Opgewonden klopte ik aan bij de hoge deuren. Ik had een uitgebreide smoes voorbereid die uitlegde waarom ze me binnen moesten laten, maar ik bleek hem helemaal niet nodig te hebben. Foppe, de klopgeest, deed open. ‘Welke studiebol wil nu weer komen klagen dat de vakantie langer is dan normaal?’ bromde hij, maar toen herkende hij me. Hij grinnikte. ‘Zo zo, jij ziet er niet zo goed uit. Waar heb je je dubbelganger gelaten?’
‘Die is dood,’ zei ik kil. Het was de eerste keer dat ik het echt zei, en het voelde eigenlijk wel goed. Als een opluchting.
‘O.’ Ik had nog nooit gezien dat Foppe geroerd of emotioneel was, maar hij was nu wel even stil. ‘Dat is erg jammer, jullie waren heel goede oproerkraaiers. Kan ik iets voor je doen, machtige Koning der Grappen en Grollen?’
‘Ja, laat me binnen.’
Ik klom de trappen op en liep door de verlaten, beschadigde gangen. Ik ontweek de vleugel van het kasteel waar Fred was gestorven, want hoewel ik er niet bij was geweest kon ik het niet aan. Ik nam dus een flinke omweg, tot ik uiteindelijk in het hoogste puntje van de Astronomietoren van het kasteel aankwam. Dat was het dak, dat een soort terras was vanwaar je goed de sterren kon bestuderen. Daar haalde ik mijn zakken leeg, en gooide de inhoud voor me neer, tot ik bij een aansteker uitkwam.
Met de eerste grijns sinds een lange tijd op mijn gezicht, pakte ik het een stuk vuurwerk. Fred en ik hadden dit samen ontwikkeld. Ik hield een vlammetje bij de lont, en het suisde de lucht in. Ik keek toe terwijl het uit elkaar spatte en nog heel lang aan de hemel bleef dansen. Toen stak ik ook de rest van de spullen af. Het was dag, dus het had geen optimaal effect, maar ik wist zeker dat ze dit ook op de begraafplaats zouden zien. En als er een hemel bestond zou Fred mijn teken zeker begrijpen.
Mijn grijns verflauwde. Fred. Fred. Fred. Ik had al het vuurwerk afgestoken, en nu kwam de volledige leegte op me af. Ik had nog geen enkele traan om hem vergoten, want ik was blijven ontkennen dat hij dood kon zijn. Maar het begon me nu wel te dagen, en het gevoel dat ik daardoor kreeg wilde ik kostte wat het kost kwijt. Het leek alsof er constant een ijzeren band veel te strak om mijn borst zat, ik kon bijna geen adem meer krijgen.
Verwilderd keek ik om me heen, en plotseling besefte ik wat de oplossing was. Het was zo simpel, en had ik niet al vaker gewenst dat ik dood was, net als Fred?
Ik stapte op de rand die om het dak van de Astronomietoren heen was gebouwd. Ik wierp een vluchtige blik op de grond, die tientallen meters onder me was. Ik was nog nooit bang geweest voor grote hoogtes, maar nu werd ik toch duizelig. Ik keek niet naar de grond, ik keek naar het einde van mijn leven.
Ik wankelde, en greep me vast aan het standbeeld van een waterspuwer, dat naast mij op het muurtje stond. Ik wilde wel springen, maar niet vallen. Ik wilde dit zelf doen.
Ik stond al tien minuten stil, en probeerde moed te verzamelen. Maar toen zweefde Foppe opeens voor me. Ik kreeg vandaag een heel ander beeld van hem dan ik in die zes jaar hier op school had ontwikkeld. Hij keek ongewoon serieus, en praatte bij uitzondering een keer alsof hij echt meende wat hij zei. ‘Je weet dat ik normaal van zoveel mogelijk onrust en ongeluk houd, en het me niet kan schelen wie daar de dupe van wordt. Maar zelfs ik raad je af dat te doen, man. Het is echt niet fijn, Fred zal niet terugkomen, je moeder heeft al een zoon verloren én je zou mij veel meer helpen door te blijven leven. De spullen uit jouw winkel hebben het leven hier op Zweinstein een stuk leuker voor me gemaakt.’ Toen haalde hij zijn schouders op. ‘Maar als je het zeker weet, roep me dan wel even. Want ik wil dit natuurlijk niet missen.’ Hij grijnsde en vloog weg.
Reageer (23)
Not sure if I should love of Strangle peeves rn
6 jaar geledenFoppe...thanks bro.(huil)
6 jaar geledenFoppe is echt heel erg ik heb geen idee wat
8 jaar geleden<-- deze smiley zegt alles al.
1 decennium geledenOh, heb zo veel medelijden met George! (En met Fred of course)
1 decennium geleden