Deel 4
Ik stond voor zijn graf. Ik was niet gesprongen, want ik had mezelf er niet toe kunnen zetten zelfmoord te plegen zonder tenminste één keer hier geweest te zijn. Alle rouwende mensen die aanwezig waren geweest waren al weg, want het was bijna tien uur.
Het was schemerig. Ik kon de letters op de steen nauwelijks nog lezen, maar dat was ook niet nodig. Ik kende ze al uit mijn hoofd. Ik stond hier dan ook al twee uur, roerloos, en las de tekst opnieuw en opnieuw. “Fred Wemel,” vermeldde de eerste regel. Daarna kwam een stom gedicht, dat mijn moeder had uitgekozen. Fred en ik zouden erom hebben gelachen. En toen kwamen zijn geboorte- en sterfdatum. “1 april 1978 - 2 mei 1998”. Hij was pas twintig, godverdomme.
Ik kreeg een rood waas voor mijn ogen. Waarom? ‘Waarom?!’ schreeuwde ik over de verlaten, doodstille begraafplaats.
Haha. Ik had daarnet een grapje gemaakt, een woordspeling waar ik om had moeten lachen. Ik werd alleen nog kwader door het feit dat dat me niet lukte. Ik kon niet lachen. Ik stampte dichter naar het graf, pakte een idiote bos bloemen op en smeet hem zo ver weg als ik kon. Ik keek niet waar hij neer kwam, maar begon tegen de grafsteen te schoppen. Ik voelde de pijn in mijn voet niet eens. ‘Waarom?! Waarom, klootzak?! Waarom heb je me alleen gelaten? Je weet toch dat wij één zijn? Wat verwacht je van me, ik kan toch niet alles alleen doen? Ik heb je nodig!’ Mijn woedende geschreeuw en kwade schoppen werden minder heftig, en bij de laatste zin had mijn stem totaal geen kracht meer. Het was alleen nog een snik.
‘George,’ zei Angelique bezorgd, met een rimpel in het voorhoofd tussen haar mooie ogen. Ik had haar niet opgemerkt, maar waarschijnlijk stond ze daar al een tijdje.
En ze had me gezien. Ze had gezien hoe ik helemaal doordraaide. Hoe ik brak. Hoe gestoord ik was. En toch kwam ze nu op me af, voorzichtig, en sloeg haar armen om me heen.
Toen kon ik me niet meer inhouden. Met lange, diepe uithalen begon ik te huilen. Ik doorweekte haar hele truitje, en liet me door haar troosten, en huilde zo lang dat ik de verspilde maand inhaalde. Want Fred was dood. Hij was dood, en hoe lang ik ook bleef wachten, hij zou niet meer terugkomen. Nooit meer.
We stonden tot diep in de nacht op het kerkhof, en daarna kwam ze mee naar mijn huis. Niet de hotelkamer, maar het huis en de winkel waar ik met Fred had gewoond. Ik huilde bijna de hele tijd, en zij vaak ook. Maar toch moest ik glimlachen, want ik begreep het nu.
Fred zou niet willen dat ik zonder iets te doen wegzonk in een dal van depressie. Fred zou willen dat ik leefde. En dat zou ik doen. Niet alleen voor mezelf, maar ook voor hem. Ik was niet halfdood, maar ik zou juist dubbel zo veel leven als ieder ander mens, tot ik me ooit bij hem zou voegen.
En hoewel ik tijdens mijn aardse leven misschien nooit over zijn dood heen zou komen, betekende dat nog niet dat ik niet kon proberen er iets van te maken. Voor Fred en voor mijn moeder en mijn vader. Maar ook voor Percy, Ginny, Bill, Charlie en Ron. En, niet te vergeten, voor Angelique.
Acht jaar later riep de vriendelijke kraamvrouw me eindelijk. Ik stormde nerveus de trap op, naar de woning boven de winkel. Ik kwam mijn moeder tegen, die helemaal rood was van inspanningen en stress, en de gelukzalige grijns niet van haar gezicht kon vegen. Ik ging door, en in de slaapkamer vond ik Angelique, in bed. Ik liep langzaam naar haar - naar hen - toe, en ging op de rand van het bed zitten. Angelique zag er moe maar dolgelukkig uit.
‘Het is een jongetje,’ fluisterde ze, terwijl ze vertederd naar de pasgeboren baby in haar armen keek. Ik had een brok in mijn keel waardoor ik niets kon zeggen, maar ik stak mijn handen uit. Ze gaf me het kleine kindje, dat het mooiste was dat ik ooit had gezien. Het was mijn zoon, onze zoon.
‘George?’ vroeg Angelique. Ik keek op, en zag de ze naar me glimlachte, maar tranen in haar ogen had. Ik wist vrij zeker dat ik er ongeveer hetzelfde uitzag. ‘Ik wil hem Fred noemen,’ vertelde ze zacht.
Ik opende mijn mond, maar sloot hem toen weer. Ik keek haar ongelovig aan. Toen wendde ik mijn blik weer op het jongetje in mijn armen.
‘Hallo, Fred.’
Reageer (118)
Echt lief. Ik ziet hier gewoon met tranen in mijn ogen. Het is zo mooi geschreven! Echt een prachtig verhaal.
1 decennium geledenWauw....
1 decennium geledenEcht super!!
wow geweldig mooi<33
1 decennium geledenNiet huilen. Niet huilen.
1 decennium geledenOh, verdomme. Zit ik hier toch nog te janken.
Echt een heerlijk verhaal, meid, maar ik ben boos op je omdat je me hebt laten huilen.
Love
Heel mooi, en zoals Defensive zo mooi zegt, zolang een mens voorleeft in herinneringen zal hij niet echt weg zijn.
1 decennium geleden