Hoofdstuk 2
Hopeloos ga ik weer op bed zitten. Ik wou weten waar ik was, en waarom ze mij hadden gepakt. Ik had niks raars, ik was een gewoon 14jarig meisje. Mijn ouders waren niet rijk, ik kon niks bijzonders en ik wist van niks geheims af. Opeens hoorde ik iemand naar beneden lopen. Naar mijn deur. Dit was mijn kans om te ontsnappen. De sleutel werd ik in het slot gestoken en omgedraaid. Ik rende richting de deur. Hij ging open en er stond een jongen. Ik probeerde langs hem te rennen maar hij pakte mijn arm.
'Laat me met rust,' mompel ik niet heel krachtig en probeerde met los te maken uit zijn greep. Ik kreeg mezelf los en rende naar boven. Binnen 2 seconden stond hij voor mijn neus en had hij me weer vast. Hoe kwam het dat hij zo snel was? Ik begreep er niks van. 'Laat me los!' zeg ik nu wat harder. O wat zal ik onhandig klinken. Hij laat me los, en ik loop braaf terug naar het bed. Ja, ik noem het gewoon het bed. Niet mijn bed. Dit is niet mijn bed. Het stonk, was vies. Geen kans dat dit mijn bed zou worden. 'Wat wil je van me?' vraag ik zuchtend. Hij kijkt me eerst een poosje aan, nadenkend, merk ik. Dan haalt hij zijn schouders op, en besluit het niet te vertellen. 'Ik wil naar huis,' klaag ik zuchtend. 'Wie niet?' zegt hij, even rustig als eerst. 'Zegt de ontvoerder.' mompel ik. Hij schiet heel even in de lach, maar ik rol met mijn ogen. 'Ik meen het.' zeg ik. Ik kijk hem recht aan. Lichtbruine ogen. Lichte huid. Blonde haren. Hij was wel heel knap. Niet aan denken Yara. Hij; ontvoerder. Ik; Ontvoerde.
Er zijn nog geen reacties.