Hoofdstuk 4
De tijd verstrijkt en mijn spullen beginnen op te raken of kapot te gaan. Ik begin me steeds vrijer te voelen, want niemand kan me hier vinden. Ik ben trots op Aquila, ze wordt steeds groter en kan steeds grotere afstanden vliegen. Ze kan zelf al jagen en Aquila en Angel zijn goede vrienden.
Ik moet nou brandhout en eten gaan zoeken. Verderop ligt nog genoeg. Ik haal net wat wortels uit de grond als ik gegrom achter me hoort. Shit, wat is dat. Ik draai me om en sta oog in oog met een hongerig zwijn. Het zwijn wil me aanvallen, maar opeens zie ik dat Aquila met een duikvlucht op het zwijn afgaat. 'Aquila, kijk uit.'Gelukkig rent het zwijn geschrokken weg. Ik besluit om niet meer zolang op één plek te blijven en reis door, langs kustgebieden.
Na een paar dagen kom ik bij een groot bos. Ik heb echt honger. Er is niet veel eten hier te vinden. Eindelijk, daar zie ik een eetbare plant, vanavond is er weer eten. Laat ik het maar meenemen, dit vind ik vanavond vast niet terug. Tot mijn verrassing smaakt het best bitter. Ik weet dat het niet goed kan zijn, maar beter iets dan niets. Ik slaap slecht, maar ik wil toch verder de volgende ochtend. Met de uren begin ik me steeds slechter te voelen. Het bos wordt steeds dichter en groener. Het lijkt net alsof ik op een andere planeet ben. Alles is groen. Hoe kan het hier zo koud zijn? Het is doodstil en onaangenaam koud. Auw, wat doet mijn hoofd pijn. Ik zie bijna niks meer hoe kan dat? Alles draait voor mijn ogen. Het laatste wat ik zie is dat Aquila op me af komt vliegen voordat de duisternis me teveel wordt en ik op de grond val.
Reageer (1)
Wow, super goed verhaal! Ik ga snel verder lezen!!
1 decennium geleden