Rêves à paris. Eight
-
Toen je beneden kwam zag je jou vader en moeder al aan tafel zitten. Je ging erbij zitten en schepte wat wortelen op je bord. Er hing een ijzige stilte die je bang maakte. ‘We hebben een psycholoog gevonden voor jou’. zei je vader. En de stilte was verbroken. De woorden sneden als scherpe messen in je oren. Dit kon hij echt niet menen. Het ging net iets beter met je. Je voelde je net wat beter in je vel. En dan dit. ‘Ze zegt dat ze jou kan helpen.’ zei je vader. ‘Dat zal wel’. mompelde je, bijna helemaal in jezelf gekeerd. ‘Marie, we kunnen toch is proberen, ze kan een heel ander mens van je maken, heeft ze gezegd. ‘ ging hij maar door. ‘Hebben jullie er ooit al is bij stil gestaan dat ik misschien helemaal niet wil veranderen. Dat ik perfect gelukkig ben met alles. ‘ Riep je. Met een wilde ruk pakte je stoel vast en schoof hem naar achter. Je zette het op lopen toen je zag dat je vader zijn lippen wat van elkaar gingen en iets wilden zeggen. Maar je hoorde het al niet meer, je hoorde niets meer. Je was zo onder de indruk van alles dat je gewoon recht naar je kamer liep en onder je deken kroop. Je had je kleren nog aan en je huiswerk was nog niet gemaakt, maar het kon je allemaal niet meer schelen. Je sloot je ogen en zag de film van je leven afspelen. Van het begin toen je een klein, lief en braaf meisje was dat altijd luisterde naar haar ouders en nooit iets fout zou doen. Ze speelde in het klasje gewoon met alle andere kinderen. Tot ze naar het eerste leerjaar ging, daar stopte abrupt alles. Het begon toen je poesje was gestorven. Je had hem ergens in het bos gevonden en je wou hem perse meenemen. Je ouders protesteerde maar je hield het poesje zo in je armen gekneld dat ze gewoon toegaven en het poesje ging mee naar huis. Tot je op een zomerse dag op stond en je poesje niet bewoog toen je hem melk wou geven. Hij was dood. Vanaf dan ben je zonder reden beginnen leven als iemand die niemand nodig had. Gewoon zonder reden. Dingen gebeuren nu eenmaal niet altijd met een reden. Ook een tijdje daarna begon je te tekenen, specifieker; Kleding. Het Poesje had niet eens een naam, je noemde hem gewoon altijd Poesje. Je hield zelfs niet echt van hem. Je keek bijna nooit om naar Poesje. Maar toen hij op die dag stierf raakte het je toch op de een of andere manier. Misschien hield je toch een heel klein beetje van hem. Je opende terug je ogen. Even dacht je dat je nou ging huilen, dat hoorde zo. Maar er kwamen geen tranen, ze bleven weg. Net als kleine Marie wegbleef.
Reageer (1)
en je mag wel door (':
1 decennium geleden