Why me? And what am I suppose to do with you? 1
Een bladzijde slaat om, en nog een, en nog een. Mijn haren waaien flink door elkaar en ik hoor mijn moeder mopperen. Zonder te reageren drukt mijn moeder een knopje in waardoor mijn raam weer dicht gaat. Ik blader terug naar de pagina in de magazine waar ik ben gebleven. 'Had je nou echt niks anders aan kunnen doen CeeCee? Je weet hoe ik er overdenk als je die kleren aan hebt.' Zeurt mijn moeder, maar op een nog aardige manier. 'Nee mam, ik wilde dit graag aan en zodra we er zijn wil ik de buurt gaan verkennen.' 'Nee, je gaat eerst mee het huis binnen. We hebben zo ons best gedaan op jou kamer, je zult hem geweldig vinden! Jou kamer kijkt uit op de zee, je zult hem prachtig vinden.' Ratelt ze door. Oog rollend lees ik verder in mijn tijdschrift. In mijn oude dorp heb ik alles moeten achter laten. Niet dat ik er veel achter te laten had, maar toch. Al die 17 jaar heb ik er gewoond en dan laat je alles ineens achter. Mijn vader heeft ons verlaten toen ik 6 was, zonder enige reden. Nooit hebben we nog iets van hem gehoord. Nee dat zeg ik verkeerd. Mijn moeder en broer hebben nooit meer iets van hem gehoord, ik wel. Hoe? Mijn vader is dood gegaan in een verkeersongeluk en vindt het nu leuk om mijn moeder, mijn broer en mij te volgen. Hopelijk bleef hij nu achter waar wij nooit meer zouden komen. 'En CeeCee, hebben we je al verteld dat ons nieuwe huis uit de 18e eeuw komt?' Hoor ik Adam vol vreugde zeggen die zich naar me omdraait vanuit de passagiersstoel. '18e Eeuw?!' Gil ik en veer over eind. Hij knikt en draait zich weer terug. 'De 18e eeuw?!' Gil ik weer en strijk wild door mijn haren heen. O god, wat stond mij dan allemaal wel niet te wachten?! 'Het was vroeger een pension waar veel gevechten en moorden hebben plaats gevonden.' Grijnst Adam en strijkt in zijn handen. 'Jackson beweerde zelfs dat er nog kogelgaten in de muren zitten!' Jengelt hij blij verder. Dit kon niet goed zijn! 'Mam?! J-' 'Ik weet het liefje, maar als we je het eerder zouden zeggen was je nooit mee gekomen.' Grommend laat ik mij weer languit op de bank zakken en staar naar het dak. Ik haatte het dat ik met doden kon communiceren. Ze doken op wanneer je het niet wilde. Ben je in de stad wil je bij een kraampje een milkshake halen, oeps daar staat er een op de hoek. Wil je een kruispunt over steken, shit daar staat er een midden op het zebrapad. De meeste doden die in een verkeersongeluk overleden zijn weten niet eens wat er met hen is gebeurt, probeer ze dan maar eens te helpen. Ik kijk minachtend naar mijn broer Adam die helemaal hoteldebotel blijkt te zijn van het nieuwe huis. 'Stomme sukkel.' Mompel ik en 'tch'. Hoe kon hij nou twintig zijn?
Reageer (1)
ik ga niet zeggen ik zou het ook haten
1 decennium geledenmaar ik ga zeggen ik haat het ook;D begrijp maar eens wat ik bedoel;) goed geschreven