Foto bij # hoofdstuk 01

Meep meep meep. Bam!
Had ik al verteld dat ik mijn wekker haat? Langzaam opende ik mijn ogen. Het zonlicht prikte. Ik probeerde me er niets van aan te trekken, maar het zonlicht won. Ach, ik kon nog wel vijf minuutjes blijven liggen. Tenminste, stond mijn wekker eigenlijk wel op snooze? Ik durfde het risico niet te nemen, dus ronde twee van April vs. het zonlicht begon. Gelukkig won ik, April Cross, deze ronde wel.
En toen realiseerde ik me welke dag het was. Donderdag. Oh god, vandaag was het mijn eerste schooldag op een nieuwe school. Ik zou niet weten waarom je dat op een donderdag zou plannen, maar daar ging het niet om. Ik zou weer de nieuweling zijn, degene die overal een achterstand op heeft, te veel slechte cijfers haalt en vervolgens weer naar een andere school gaan omdat mijn moeder het dan ‘geen goede school voor mij’ vond. En dan zou het hele verhaal weer opnieuw beginnen. Alweer.
Ik sprong mijn bed uit – wonder boven wonder had ik ineens te veel energie en voor het eerst sinds tijden geen ochtendhumeur – en liep naar beneden, rechtstreeks naar de koffieautomaat. Koffie. Zonder koffie zou ik de dag niet overleven. Dat was altijd een vast ritueel, opstaan, koffie en dan pas douchen en aankleden. Koffie was mijn lucky charm, mijn redder in nood. Als ze geen koffieautomaat op school hadden, werd ik gek. Maar tot nu toe was ik nog geen school tegen gekomen die geen koffieautomaat had, dus ik was redelijk tevreden. Al was ik al wel een paar keer gek geworden, maar dat had meer te maken met de leraren, de hoeveelheid huiswerk en de vervelende leerlingen.
Met een hete mok koffie liep ik weer naar boven. Ik keek nog even op mijn wekker: zes minuten voor half acht. Deze school was twintig minuten fietsen, dus ik had nog alle tijd om even te douchen. En daar maakte ik natuurlijk gebruik van.
Ik stond net twee minuten onder de douche, toen er op de deur van de badkamer werd geklopt. ‘April, schiet even op,’ zei mijn zusje Sarah, ‘ik heb om kwart over acht afgesproken met Jeffrey. Ik wil echt niet te laat komen. Alsjeblieft laat mij snel douchen.’
Ik zuchtte en zette de douche uit. Ik was vergeten dat vriendjes veel belangrijker zijn dan de eerste schooldag van je zus. Natuurlijk, dat had ik moeten weten.
Ik sloeg een handdoek om mijn lichaam en haalde de deur van het slot. Sarah keek me dankbaar aan. ‘Je bent lief, zusje.’
‘Het is mevrouw zus voor jou.’ Knipoogde ik.
‘Oké, mevrouw zus, veel succes vandaag op school. Doe niets wat ik ook niet zou doen, je kent het wel. Dit zeg ik iedere keer dat je naar een andere school gaat.’
Ik beet op mijn lip. Ik zag aan Sarahs gezicht dat ze het ook niet leuk vond dat ik zo vaak naar een andere school moest. Veel mensen wezen naar haar en scholden haar uit. Zonder reden, gewoon omdat ze ‘het zusje van dat ene kind’ was. Daar kon ik me zo kwaad om maken. Sarah zei dat het haar niet veel uitmaakte, maar ik wist wel beter. En er zou snel verandering in komen, deze school zou ik afmaken. Hier zou ik op blijven zitten, mijn best doen en geen onvoldoendes halen, ik wist het zeker.
Ik deed het voor Sarah.
Mijn kleren had ik de dag van tevoren al uitgekozen: een casual spijkerbroek met een wit hemdje en een lichtblauw vest. Niet te opvallend, niet te onopvallend. Precies goed.
Toen ik naar beneden liep om te ontbijten, zat mijn moeder al aan tafel. Met een glas jus d’orange, twee geroosterde boterhammen met hagelslag en beschuitjes.
‘Awh mam, wat lief van je!’
Ik zag dat ze begon te blozen. Mijn moeder bloosde ongelofelijk snel, maar het gaf me toch een beetje een ongemakkelijk gevoel. Ze deed dit voor mij, ik vond het echt heel lief.
‘Omdat je mijn dochter bent, en ik van je houd. Ik weet zeker dat deze school een succes wordt, liefje.’
De laatste zin kwam er minder overtuigend uit – wie geloofde nou nog dat ik een school echt af zou maken zonder problemen?
Ik gaf mijn moeder een knuffel. ‘Mam, je bent super. Ik houd ook van jou.’
Ze knikte. ‘Da’s mooi meis, da’s mooi.’
Er hing een ongemakkelijke stilte toen ik mijn brood opat, die doorbroken werd door een sms. Mijn totally spies tune galmde door de kamer. Die moest ik er echt afhalen, als ‘ie in de klas afging werd ik sowieso uitgelachen.

Liefje veel succes vandaag, kom je vanavond even langs? X Lauranne

Ik glimlachte. ‘Mama, vanavond ga ik naar Lauranne, oke?’
‘Natuurlijk, maar zorg je wel dat je het gaat redden met je huiswerk? We willen niet-’
‘Ja, ja.’ Onderbrak ik haar.

Doe ik, je bent een schat! XX

Toen het ‘verzonden!’ schermpje op mijn mobiel verscheen, zag ik dat het bijna acht uur was. Ik propte het laatste stukje boterham in mijn mond, dronk mijn laatste jus d’orange op en gaf mijn moeder een kus.
‘Veel plezier vandaag op school. Je eten ligt op het aanrecht.’
Met grote ogen keek ik haar aan. Mijn moeder had nooit meer mijn eten klaar gemaakt nadat ik van de basisschool af was. Ik gaf haar nog een knuffel. ‘Dat had je niet hoeven doen, mam.’
Snel rende ik nog naar boven, viel bijna naar beneden omdat ik niet zo’n goede motoriek heb, krabbelde weer overeind en liep mijn kamer binnen. Snel deed ik een beetje eyeliner en mascara op.
Ik graaide mijn oversized tas van de grond – waar overigens geen boeken inzaten, want die zou ik vandaag ophalen, gelijk met mijn rooster. Ja, dan krijg je dus voor álle vakken de boeken in je tas gepropt. Nee, dat past niet. – en een paar pennen van mijn bureau. Een agenda zou ik vanmiddag nog wel even kopen, die van de vorige school had ik uit frustratie al weg gegooid.
Ik twijfelde nog even welke schoenen ik aan zou trekken, maar mijn pumps wonnen het toch van de sneakers. Dan maar pijn in m’n voeten vanavond, ik wilde er toch nog wel een beetje fashionable uitzien.
Ik keek naar mijn goudvis, Blub. Nee, dat was geen originele naam, maar ik kon gewoon niets anders verzinnen. Ik was nooit goed geweest met namen. Maar Blub was een van mijn beste vrienden. Ik wierp even snel een handkus naar haar vissenkom. Misschien bracht het geluk.
Ik liep weer naar beneden, pakte het brood en een flesje water van het aanrecht, deed mijn jas aan en liep naar buiten. Het was koud voor de tijd van het jaar, maar nog niet koud genoeg voor een winterjas.
Ik voelde in mijn jaszak. Rolletje pepermunt, fietssleutel, huissleutel, lege papiertjes. Geen iPod. En ik m’n andere jaszak ook niet.
Oh nee, waar had ik mijn iPod gelaten? Ik draaide me weer om en liep naar binnen. Snel wierp ik een blik op de klok. Zes minuten over acht. Ik moest nu echt opschieten, anders kwam ik op de eerste schooldag al te laat. Dat zouden ze me niet in dank afnemen.
‘Mam!’ schreeuwde ik. ‘Waar is mijn iPod?’
‘Naast de magnetron, April.’
En inderdaad, naast de magnetron lag mijn iPod. Hoe hij daar kwam, geen idee, maar ik had de tijd niet om er over na te denken. Nu moest ik opschieten, ik moest weg.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen