Hoofdstuk 8. Gevecht en bondgenoot
60 seconden heb ik om mijn plan te bedenken. Ik bekijk eerst het terrein. We staan op een open stuk, met achter mij een meer, links van me een bos en tegenover mij een terrein met manshoge tarweplanten, en hoog gras. Tussen het hoge gras zie ik avena's. Dat zijn hoge en brede planten, nog hoger dat het gras. Als er avena's staan, is er altijd maïs, geen uitzondering mogelijk. Ik ga daar naartoe. Het is een uitstekende bron van voedsel met al dat maïs en water is heel dichtbij, want stel je voor dat het meer de enige waterbron van de arena is. Het geeft camouflage, en als iemand dapper of dom genoeg is om daar binnen te gaan, dan kan ik ze doden met een verrassingsaanval. Het is ook de tegenovergestelde richting waar alle tributen naartoe gaan, het bos. Maar ook de tegenovergestelde richting van Rue... Ik sta in tweestrijd, maar ik besluit om naar het hoge gras te gaan. Later ga ik Rue zoeken in het bos, en dan gaan we samen naar mijn terrein.
Ik bekijk de Hoorn des Overvloeds. Mijn oog valt op een zwaard. Die moet ik hebben. Ik ga het proberen. Maar dan moet ik wel de Beroeps confronteren. Daarnaast ligt een stapel met messen, en aan de zijkant zie ik speren uit de spullen steken.
Ik kijk nog even snel of ik Rue zie, maar ik denk dat ze achter de Hoorn staat. Dat komt later wel, eerst spullen bemachtigen en niet dood gaan.
Ik ga klaarstaan en als de gong gaat, sprint ik naar het zwaard toe. Tegelijkertijd rent Cato er ook naartoe, maar ik ben een seconde eerder en ik pak het zwaard. Cato slaat in mijn gezicht, en dan slaat hij weer zodat ik op de grond val. Ik voel dat het zwaard uit mijn handen glipt dus ik gooi hem zo ver mogelijk zodat Cato hem niet te pakken krijgt. Ik voel dat mijn lip bloedt, en de smaak is niet fijn. Het smaakt zo naar... ijzer. Cato wil in mijn buik trappen, maar ik schop tegen zijn knie, die in een reactie buigt en Cato valt op de grond. Ik krabbel omhoog, terwijl Glinster het zwaard pakt. Ik ren op haar af, ik pak haar gezicht en ik kus haar. Ze kan me tegelijkertijd niet aanvallen want het zwaard is te zwaar en ze heeft geen wapens vast.
Ze is even van haar stuk, ik schop haar benen onder haar vandaan en ik pak het zwaard. Ik wil haar doden, maar ik moet eerst meer spullen bemachtigen. Ik ren terug en ik pak de messen die nog niemand gepakt heeft. Een klein meisje wil uithalen met haar mes, en mijn borst openrijten, maar ik duw zelf een mes in haar ribbenkast. Ik pak het mes uit haar borst, en ik kan nog net haar tranen zien. Dan sluit ze haar ogen.
Clove heeft inmiddels ook messen bemachtigt, en gooit een mes naar Rue, die richting de bomen rent met een klein rugzakje. Clove gooit gelukkig mis, en Rue rent veilig het bos in. Cato en de andere Beroeps zijn inmiddels bezig met andere tributen moorden. Wat halen de tributen in hun hoofd dat ze naar de Hoorn rennen en de Beroeps confronteren?! Alsof ze letterlijk de dood willen inrennen.
Ik gooi een mes naar Cato's rug toe, maar hij stapt uit en ik raak zijn bovenbeen. Hij grijpt naar zijn been, en ik zie het bloed door zijn handen stromen. Ik ren naar de speren, maar district 4 heeft me opgemerkt. Hij beukt me opzij maar ik behoud mijn evenwicht. Hij haalt uit met zijn speer. Ik ontwijk hem, en ik duw het zwaard in zijn buik, en dan duw ik hem er nog een keer in. Hij schreeuwt en ik zie nog net de bange uitdrukking op zijn gezicht. Ik dacht dat het doden van een beroeps goed en makkelijk was, maar ik realiseer me nu pas dat zij ook een familie thuis hebben, die hopen dat ze thuiskomen. Ik ben geen haar beter, ik heb thuis toch ook geoefend voor de Spelen? Ik ben zelf een Beroeps realiseer ik me nu pas. Ik kan wel kotsen van mezelf. Maar daar heb ik nu even geen tijd voor.
Ik haal het zwaard uit zijn buik, en het bloed spuit op mijn lichaam. Hij valt op de grond, en ook zijn ogen sluiten. Tegelijkertijd krijg ik een mes van Clove tegen mijn pols. Het bloed begint er meteen uit te stromen. Ik grom en beslis dat dit het beste moment is om weg te gaan. Ik pak nog snel een opvallend klein rugzakje van de hoorn, ik ren weg, terwijl ik over een dode tribuut spring en hoor een mes aankomen die ik afweer met mijn zwaard. Later krijg ik ook nog een speer achter me aan die ik makkelijk ontwijk. De speer belandt op de aarde en ik pak hem.
Ik schreeuw Cato nog na: 'Dankje Cato, voor je speer! Je moordpogingen gaan nog niet zo goed hè, haha! Succes verder, zorg dat je niet dood gaat.' Onderweg stop ik mijn messen en speer onder mijn riem, en ik hoor de jongen uit district 12, Casanova, nog zeggen: 'Ik ben goed met messen. Ik wil bij jullie groep, dan vertel ik waar Katniss is en hoe ze de 11 heeft gehaald.' Ik besluit niet te luisteren naar het antwoord, of te blijven staan om te kijken of hij wordt vermoord. Het kan mij eigenlijk niets schelen, dus ik ren weg naar mijn terrein.
Ik blijf en blijf rennen, want straks besluiten de Beroeps nog achter mij aan te gaan. 5 en misschien wel 6 Beroepen tegen mij is toch een beetje te veel van het goede. Het hoge gras ritselt als ik erdoorheen ren en het geeft me meteen een vertrouwd gevoel. In district 11 is er veel gras, en als ik bijvoorbeeld in de maïsvelden werk, hoor je hetzelfde geluid. Terwijl ik mijn weg doorzet krijg ik heimwee, want ik denk aan de herinneringen van mijn familie, het halvemaanbrood uit ons district, zelfs onze wrede burgemeester mis ik.
Mijn pols bloedt nog steeds en doet pijn door de aanraking van het gras. Ik ruk een groot blad van een avena af, die bekend staan om hun grote bladeren, ik bind het om mijn pols en ik voel dat de stekende pijn afneemt. Het blad is wel na paar minuten al doorweekt van het bloed. Maar het hindert me niet om steeds dieper het gras in te gaan.
Ik sta stil als ik de kanonschoten hoor, dat betekent dat er niet meer gevochten wordt. Het zijn er elf. Elf doden dus, waar ik er 2 van heb vermoord. Er zijn er dus nog 13. Zouden Rue, vuurmeisje, Lart en Casanova het hebben gehaald? Dat zie ik vanavond.
Ik beslis dat ik nu ver genoeg ben en ik begin te lopen. Het landschap verandert. Het gras wordt hoger, maar er ontstaan wel kleine weggetjes. Tot mijn grote blijdschap zie ik een smal, maar lang en diep riviertje en ook maïsvelden. Waarom zou ik nu nog het meer en voedsel van de Hoorn nodig hebben? Ik besluit om hier de nacht door te brengen.
Ik bekijk mijn wapens. Een zwaard, 6 messen en een speer. In het opvallend kleine rugzakje met een lichtblauwe kleur zit een klein doosje, een klein flesje en jodium. Niet slecht.
Ik klik op het doosje, het doosje valt op de grond en in een flits staat er een stevige zwarte tent voor me. Dat was het laatste wat ik had verwacht. In de Spelen die ik heb gezien waren de tenten al opengeklapt, niet in zo'n klein doosje. Ik leg mijn spullen in de tent, ik vul het flesje en daarna giet ik de jodium erin zodat het drinkbaar wordt. Ik drink het flesje op, en dan vul en reinig ik hem opnieuw.
Dan is het tijd om de omgeving te herkennen. Ik neem een paar messen, en mijn zwaard mee. Ik ga steeds verder het landschap in, en ik merk dat het niet alleen bestaat uit tarwevelden, maïsvelden en hoog gras. Ik vind veel herkenbare en eetbare planten. Er zijn kleine diertjes, zoals konijnen en vogels, om te eten. Er zijn geen bomen, dus een kampvuur gaat heel lastig worden. Een slang kronkelde onder me door, maar ik doodde hem voordat hij mij kon bijten.
Ik besluit morgen te gaan jagen, want het wordt al donker. Ik ga terug naar mijn kamp, en ga in mijn tent liggen.
Ik droom over de jongen van 4, de doodsangst op zijn gezicht toen we vochten. Ik dacht dat het doden van een beroeps goed zou zijn, dat ik blij was dat ze dood waren. Ze waren vreselijk, ze zaten de tributen te verdelen, ze bespraken hoe ze iedereen zouden vermoorden, ze verwonden een meisje tijdens de training. Maar ik zat fout. Het was gewoon een jongen van 17 en hij miste zijn familie. En hij vocht in paniek, hij wist dat hij niet van mij kon winnen. Net als het meisje, ze had geen idee dat ze niet naar de Hoorn moest. Toen het mes haar raakte, zag ik de tranen. Met deze gedachtes en beelden lig ik te slapen, samen met de kloppende pijn van mijn kaak en pols.
Ik schiet omhoog als het volkslied klinkt. Ik zie het embleem van het Capitool en daarna de doden. Als eerste de twee die ik gedood heb, het meisje met de tranen van district 3 en dan de jongen van district 4. Ik herinner zijn naam, Pity. De jongen uit 5, beide uit 6 en 7. De jongen uit 8, en de twee uit 9. Als laatste het meisje uit 10.
Ik haal opgelucht adem. Rue heeft het gehaald, maar waar zou ze nu zijn? Ik vrees dat ze in het bos is, alleen en onbeschermd. Ik hoop dat de Beroeps haar vannacht niet te pakken krijgen, want die gaan vast naar het bos toe. Maar Rue is daar veel te slim voor. Morgen ga ik naar de Hoorn terug, ik ga de Beroeps bespioneren. En Rue zoeken. Dan val ik in een diepe slaap met nu beelden van een door de beroeps opgejaagde, Rue.
De volgende ochtend word ik al vroeg wakker, dat zie ik aan de stand van de zon, en ik ga wat eten. Ik trek de maïs van de hoge plant af, en ik begin erop te bijten. De rijpe maïs laat los, en ik kan ze eten, ondanks dat ze erg hard zijn. Na paar maïskolven zit ik vol. Vanmiddag ga ik jagen, en maak ik vuur.
Ik ga vandaag terug naar de Hoorn. Ik stop mijn messen weer onder mijn riem, ik stop de tent in het doosje, en het doosje in de rugzak. Ik stop ook mijn speer in mijn rugzak zodat ik hem ieder moment kan pakken. Mijn zwaard hou ik in mijn hand.
De Hoorn is een halve dagtocht van mijn kamp vandaan, dus ik moet vanavond een andere slaapplaats zoeken. Ik ben nooit heel erg slim geweest, maar wegen onthouden was altijd een fluitje van een cent. Dat moet ook wel in district 11, anders kom je na een dag in de velden werken niet thuis, omdat je verdwaald bent. En niemand komt je zoeken. Ik vind mijn mooie kamp gemakkelijk weer terug.
Ik loop al een tijdje, want ik ben weer in het landschap met alleen de tarweplanten en het hoge gras, als ik naar beneden zak. Verdomme, wat is dit? Ik kan mijn voeten er niet meer uithalen. Ik probeer mezelf uit de trekkende, waterige aarde te bevrijden, maar mijn voeten zitten plankvast. Als ik nu beweeg val ik voorover, en dan ben ik dood. Maar als ik niets doe ook. Want ik ben erachter wat dit is. Drijfzand.
Ik haal mijn rugzak van mijn rug, en ik gooi hem uit de zakkende prut. Ik had het kunnen zien, de normale kleur van de aarde is lichtbruin, maar dit is donkerbruin en waterig. Mijn zwaard gooi ik ook weg, maar mijn messen houd ik bij me.
Opeens zie ik iets ritselen, en ik sta klaar om mijn messen te gooien als er een persoon tussen het gras tevoorschijn komt. En het is niet zomaar iemand. Het is Lart. De laatste persoon op aarde die ik wou zien, afgezien van de Beroeps. Of misschien niet...
O nee, niet hij. Als hij me niet gewoon achterlaat, vermoord hij me nog omdat hij te veel praat, en ik sterf van de saaiheid. Die vreselijke kletskous. Ik weet al hoe ik hem ga noemen, Blabla. Ik ben niet vergeten dat hij over mij een grap maakte! Het enige wat ik nu nog denk is: Ik ben verloren.
'Hee Thresh. Gaat het een beetje? Niet slim om je spullen te laten slingeren, wie weet wie ze te pakken krijgt. Ook niet slim om in drijfzand te zakken. Je bent de grote kanshebber, en je gaat de 2de dag al dood? Wie overkomt dat nou? Zelfs ik heb het gehaald met mijn manke been. Wauw, wat heb je toch een mooie spullen, Threshieboy. Oeps, je zakt steeds verder. Waarom doe je niks? Waarom sta je stil? Ik dacht dat je zou vechten voor je leven? Je stelt me teleur.' Hij pakt mijn speer, mijn zwaard en mijn rugtas, en staat op het punt om weg te lopen.
Ik knars met mijn tanden, en ik raak beetje bij beetje in paniek, want hij is mijn enige redding. 'Wat denk je zelf? En blijf van mijn spullen af. Lart luister, ik heb een plan. Als jij mij nou helpt om hieruit te komen, dan sluiten we een pact. Ik heb heel veel eten, ik kan extra eten vinden en ik kan je beschermen,' zeg ik terwijl ik steeds verder in het drijfzand zak, 'samen komen we heel erg ver. Lart, deal?'
Ik zie hem twijfelen. 'Thresh, jij weet niet hoe ik mijn 8 gehaald heb. Ik kan echt wel voor mijzelf zorgen.'
'En als de beroeps nou komen? Dan ben je dood. Samen kunnen we ze aan! Je hebt niets voor niets een 8 gehaald, met wat eigenlijk? En ik heb een 10, vergeet dat niet. Want jij weet ook nog steeds niet wat ik kan.'
'Ik ben goed met messen,' zegt Lart, 'als ik jou hieruit krijg, dan zijn we een pact, prima. Maar ik wil wel je messen hebben. En ik weet wat je kan. Ik heb je zien vechten bij de Hoorn.'
Owh, dat wist ik niet. Maar ik heb eigenlijk zelf mijn messen nodig. Maar als ik hier niet uit kom, heb ik een veel groter probleem. 'Best Lart. Maar schiet wel een beetje op. Pak mijn speer.'
Lart trekt tot mijn grote verbazing zijn broek uit. 'Je moet mij eruit trekken, niet je broek!?' roep ik.
Lart grinnikt: 'Wacht maar af Thresh. En trek je shirt uit.' Ik doe wat hij zegt, want wat moet ik anders doen?
Lart pakt mijn speer, en wikkelt zijn broek eromheen voor betere grip. 'Wikkel je shirt eromheen, dan heb je betere grip,' zegt Lart. Hij steekt de speer naar mij uit, en ik wikkel mijn shirt er ook omheen, zodat ik hem goed kan vastpakken. Dan begint hij te trekken. Het kost hem moeite, dat kan je zien aan zijn hijgende adem en rode gezicht, maar ik help zoveel als ik kan. En het helpt, want beetje bij beetje kom ik eruit. Op een gegeven moment ben ik zo dichtbij de rand dat ik mezelf eruit kan trekken. Als ik eruit ben, staan we samen te hijgen. 'Bedankt Lart. Ik sta bij je in het krijt.'
Bah, ik haat het om ie mand iets verschuldigd te zijn.
'Graag gedaan Thresh, maar ik deed het niet voor jou, maar voor mezelf. Messen inleveren!' Ik geef met tegenzin mijn messen, en ik besef dat Blabla mij nu ook kan aanvallen. 'Wat is je plan voor vandaag?'
'Ik wil de beroeps bespioneren. En als het kan dit terrein onderzoeken of er nog meer tributen rondlopen, en of we voor meer dingen moeten oppassen. Ik moet mijn kleding ook wassen en water bij het meer halen. Wat voor spullen heb jij eigenlijk?' vraag ik.
'2 volle tweeliterflessen, ik heb water bij het meer gehaald. Voordat je vraagt hoe, het meer gaat een heel stuk door in ons terrein. En ik heb wat gedroogd fruit.'
Ik vertel nog niets over mijn eigen plekje met het riviertje. Ik loop tot aan de Hoorn zwijgend, terwijl Blabla alleen maar praat, en we moeten steeds stoppen voor zijn manke been. In de namiddag komen we bij de Hoorn aan.
Reageer (3)
I IT so very mutch hoe kun j ooit van die laaannnggeeeeeeeeeeeeeee hfdtkjes schrijven? dat houd ik nie vol hoor! En dat jongetje van 4 was vermoordt door Cato in de film en best raar want Finnick was zijn mentor! Hij is trouwen heel sgatig met die krulletjes(H)
1 decennium geledenJa! Ik heb het verhaal al helemaal af haha, morgen zet ik er nog wat hoofdstukken op!
1 decennium geledenGa je nog verder? je schrijft echt goed(H)
1 decennium geleden