Foto bij Hoofdstuk 11 - Survival of the fittest

hihi, ik post m'n hoofdstukken wel erg snel :)
Hope you like it :)

Deer vlucht. Vlucht voor zijn leven.
De golf was die ochtend gevaarlijk dicht bij zijn schuilplaats geweest. Uit angst voor nog een aanval van de Spelmakers was Deer vertrokken naar een andere plek.
Toen het middag en Deer liep al een tijdje. Hij wilde net gaan zitten toen hij ze hoorde. Voetstappen en gepraat.
‘Stamp toch niet zo, je jaagt het eten weg. We zijn nu alleen nog maar dat stomme konijn tegengekomen en dat was alleen omdat het net uit zijn holletje kwam kijken. Zo komen we helemaal niks tegen. En volgens mij zijn hier sowieso niet zoveel dieren.’
‘Wat kan mij dat boeien?’
‘Niks, als je probeert om dood te gaan.’
‘Hmpf.’
‘Je kan ook proberen zachtjes te doen en dan ook nog kans hebben om de Spelen te winnen. Ik heb het dan nog nooit meegemaakt, maar verhongeren lijkt me geen pretje.’
‘Wat jij wil.’ De voetstappen worden iets zachter.
‘Kom op, doe toch niet zo chagrijnig.’
‘Ik ben niet chagrijnig. Ik wil alleen dat je stopt met praten. Daarmee jaag je namelijk ook nog eens onze prooien weg.’
Daarna bleef het redelijk stil, op het gekraak van takjes en blaadjes na. Deer maakte zich zo klein mogelijk, maar hoorde tot zijn schrik dat ze steeds meer zijn kant op kwamen. Niet veel later stonden ze voor zijn neus. De Beroeps.
Nu vlucht Deer. Hij is een stuk sneller, maar hij kan dit tempo niet voor eeuwig volhouden. Ooit zal hij moeten stoppen. En dan zal hij ingehaald worden.
Een kwartier later kan Deer echt niet meer. Hij heeft de Beroeps redelijk ver achter zich gelaten, maar kan nu echt geen stap meer verzetten. Hij laat zich zakken en stopt zijn hoofd tussen zijn knieën, om de duizeligheid die optreedt weg te krijgen. Het lukt niet.
Deer graaft in zijn lichte rugzakje en haalt zijn waterfles tevoorschijn. De regen heeft hem weer water gegeven en daar is hij blij om. Gulzig klokt hij het naar binnen.
‘Volgens mij zag ik hem toch echt deze kant op gaan.’
Shit. Deer kan nu echt niet meer wegrennen, hij is te uitgeput. Hij doet het enige wat hij nu nog kan doen. Hij klimt in een boom. Hij heeft geluk dat er een goede boom vlakbij staat en hij klimt snel naar boven. De Beroeps zijn inmiddels nog maar honderd meter verderop en zien hem de boom inklimmen. Deer ziet hoe ze vastberaden op hem afrennen en hij klimt nog een beetje hoger. Bang dat ze hem zullen volgen in de boom, is Deer niet. Daarvoor zijn de takken te dun. Bang dat ze iets ergs zullen doen, dat is hij wel. Hij heeft een heel akelig voorgevoel. En zijn voorgevoel heeft het goed.
‘Wat denk jij?’ vraagt de jongen. ‘Zullen we hem eerst laten lijden voor we hem afmaken?’
‘Mee eens,’ zegt het meisje. ‘Dit wordt voor hem een hongernachtje.’
Deers maag rommelt. Hij heeft al bijna twee dagen niet meer gegeten en hij voelt zich slapjes en hongerig. Zijn maag doet zelfs pijn van de honger en hij kan zijn ribben met gemak tellen.
‘Niet zomaar een hongernachtje,’ zegt de jongen terwijl hij een konijn van zijn riem haalt. ‘Zullen we dit beestje maar eens gaan braden?’
Het meisje grijnst als ze snapt wat zijn plan is.
‘Goed idee,’ zegt ze.
De Beroeps beginnen hout te sprokkelen en Deer heeft alleen zijn water om zijn maag te vullen. Wat nu ook al niet meer zo veel is.
Terwijl het meisje een vuurtje stookt en de jongen het konijn vilt, denkt Deer terug aan zijn leven. Erg leuk is het niet geweest. Vaak heerste er ziektes of leden ze honger, maar hij had een familie waar hij veel van hield. En zij hielden veel van hem. Nu zal hij ze nooit meer zien, dat weet hij zeker. In stilte neemt hij afscheid van iedereen van wie hij houdt, van iedereen waar hij om geeft. Een traan glijdt over zijn wangen.
‘Ik hou van jullie,’ fluistert hij. ‘Vergeet dat niet.’
Het volgende moment legt de jongen het konijn op het vuur en drijven de heerlijke geuren Deers neus in. De marteling begint.
De geur van gebraden konijn drijft zijn neus in, stuurt pijnlijke steken door zijn maag en laat hem watertanden. Hij moet zichzelf dwingen om niet uit de boom te springen. Hij mag zijn waardigheid niet verliezen. Hij moet het volhouden.
Met een pijnlijke keel en maag kijkt hij toe hoe de Beroeps grijnzend het konijn braden.

Ik lig heerlijk te soezen in de warme zon. Mijn kleren zijn na mijn avontuur met mijn net weer helemaal gedroogd en ik heb het heerlijk warm. De beek ruist rustgevend op de achtergrond en ik heb een plekje met gras gevonden om op te liggen, wat nu mijn blote voeten kietelt. Het is niet heel slim om je schoenen niet aan te hebben als er elk moment een tribuut kan langskomen, maar het is voor het eerst sinds de poel dat ik ze weer uit heb en mijn tenen hebben dringend een beetje ruimte nodig. Ik wiebel mijn tenen een beetje heen en weer en moet lachen door het gras wat ze kietelt. Voor het eerst in een week heb ik even een fijn, rustig momentje. En ik geniet ervan, zo lang het zal duren. Want op een gegeven moment zal mijn rust wel weer verstoord worden, of door een Spelmaker, of door een tribuut.
Ik hoor mijn maag grommen en kom overeind. Mijn rugzak ligt naast me. Dat heb ik expres gedaan, zodat ik er niet voor op hoef te staan of er naar toe te lopen. Ik grabbel er een beetje in en vind een ziplock-zakje, één van de drie waar nog wat in zit. Deze zit nog halfvol met nootjes.
Ik leg het zakje naast me neer en ga weer liggen. Om de zoveel tijd pak ik een handje met nootjes en eet die op. Nadat ik ongeveer een half uurtje zo ben doorgegaan, tast mijn hand weer in het zakje, maar mijn vingers vinden nog maar twee nootjes. Jammer.
Ik eet de laatste nootjes en stop het zakje dan weer terug in mijn rugzak. Ik ga weer liggen en geniet van de zon. De warmte doet me goed.
Op een gegeven moment krijg ik het een beetje te warm. Ik had mijn jas al uitgetrokken en in mijn rugzak gestopt. Ik heb nu geluk dat mijn broek zo’n eentje is waarvan je de pijpen kunt afritsen op kniehoogte. Ik rits de pijpen dus snel af en stop ze in mijn rugzak. Een briesje steekt op en laat mijn benen afkoelen. Als je even vergeet dat je in de Hongerspelen zit, dan zou dit een geweldige dag zijn. Maar je kan niet vergeten dat je in de Hongerspelen zit. Hier gaat alles om eten en overleven. Nu ik er zo over nadenk, hoe gaat het eigenlijk met mijn eten?
Moeizaam kom ik overeind en ik loop een beetje stram naar mijn net toe. Tot mijn grote geluk zitten er vier vissen in: twee zalmen en twee vissen die ik niet ken, maar er wel eetbaar uitzien. Ik prik ze aan mijn dolkachtige mes en breng ze één voor één naar de oever. Als ik een goed plekje heb gevonden, hak ik de koppen en staarten van de vissen af en gooi ze in de beek. Daarna maak ik ze schoon.
Vissen schoonmaken is heel wat anders dan gewone beesten schoonmaken. Daar den ik eerder hier in de Spelen al achter gekomen. Mijn vader heeft me geleerd te villen, want als er eens een groepje met pauwen door de bossen liep en wij vonden die, dan moest je niet alleen weten hoe je ze moest vangen, maar ook plukken, villen en schoonmaken. Maar vissen zijn heel anders.
Vissen hebben geen vel die je er goed af kan stropen. Je moet de schubben er maar een beetje afschrapen. Daarna moet je hem in de lengte doormidden snijden, wat lastig is als het een dunne, platte vis is. Dan moet je de ingewanden eruit halen en zo veel mogelijk graten uit de vis halen. En dan kun je ze roosteren.
Dat doe ik dus met alle vissen. Het is een lang en smerig karweitje, waarbij de schubben echt overal komen te zitten. Als ik eindelijk klaar ben, snijd ik de vis in kleine stukjes en spies die op een stok. Ik stook een klein vuurtje en vind bij het hout sprokkelen nog twee goede gevorkte takken. Ik steek die rechtop naast het vuurtje in de grond en leg de spies er dan op. Nu alleen nog wachten.
Terwijl ik wacht ga ik op een groot rotsblok midden in de beek zitten, terwijl mijn voeten in het water bungelen. Het geeft een heerlijk kalmerend gevoel en mijn voeten zijn brandschoon. Ik was ook mijn handen in het water, om al die stomme schubben er af te wassen. Daarna kijk ik maar eens hoe het met mijn vis gaat.
De vis is nu gaar en ik haal ze boven het vuur vandaan. Ik eet een beetje ervan en doe de rest in een ziplock-zakje. Plots hoor ik geritsel en ik zie een konijntje razendsnel door de struiken springen. Als hier één konijn is, dan zijn er misschien wel meer.
Ik pak mijn touw en loop naar de plek toe waar ik het konijntje zag rennen. Zijn spoor is niet moeilijk te zien en ik zet een paar strikken. Plots krijg ik een ingeving en ik ren terug naar de beek. Ik pak het net, maak het wat groter en loop dan terug naar de strikken. Ik glimlach en zet de ingewikkelde val waarbij iemand in het net de boom wordt in gehesen als hij erop stapt. Zo weet ik wel dat er niemand aan mijn strikken komt.
Ik heb nu nog maar weinig touw meer over, maar dat maakt niet zoveel uit. Want het touw in de strikken en het net kan ik altijd opnieuw gebruiken.
Ik loop weer terug naar de beek, maar ik let even niet op. Ik struikel over een kei en val languit in de modder. Gadverdamme.
Ik trek mijn kleren uit en was ze zo goed mogelijk in de beek. Daarna leg ik ze te drogen op een groot rotsblok. Zelf ben ik ook best vies geworden, dus ik stap zelf ook maar even in de beek. Ik ril door het koude water, maar zet toch door. Op het diepste punt komt het water tot mijn navel en dan laat ik me maar helemaal in het water zakken. Een kreetje van schrik ontsnapt uit mijn mond als mijn hele lijf in het water zit. Snel doe ik mijn mond weer dicht en bijt mijn kiezen stevig op elkaar. Ik laat het ijskoude water gewoon langs mijn lichaam spoelen en laat het me schoonmaken. Ik wen langzaam maar zeker aan het water, terwijl al het zweet en vuil van me af spoelen. Ik ga op mijn rug liggen en laat me meevoeren met de stroom, voeten naar voren en armen naar beneden in het water, om zo min mogelijk rotsblokken te raken. De zon verwarmt de bovenste helft van mijn lichaam en het water koelt de onderste helft af.
Plots kom ik in een stroomversnellingetsje. Ik glijd in een gladde geul die door het water in de rots is uitgesleten naar beneden. Het is net een waterglijbaan en stiekem vind ik het wel leuk. Maar na ongeveer drie meter houdt de rots op en ik val met een plons in het water twee meter daaronder. De waterval heeft een diepe poel uitgesleten, doordat jarenlang honderden liters water erop zijn gestort. Vlak daarna is het gewoon weer ongeveer een meter diep. Als ik weer bovenkom, zwem ik snel naar het ondiepe stuk en waad daarna naar de kant. Ik klim de beek uit en loop daarna snel terug naar mijn kamp. Ik ga op het gras liggen waar ik eerder vanmiddag ook al lag. Ik voel me schoon terwijl ik de zon mijn huid laat drogen. Ik sluit mijn ogen om het felle zonlicht buiten te sluiten ik wordt weer helemaal warm. Het gras kietelt mijn lichaam en de beek ruist rustgevend op de achtergrond. Ik hoor hoe mijn ademhaling langzaam maar zeker rustiger wordt en voor ik het weet val ik in een diepe slaap.

‘Verdomme!’ roept Diana kwaad en ze trekt snel haar rode hand uit het water. Ze was op een nieuwe hotspot aangekomen, maar toen ze haar waterfles vulde met water, was het water binnen één seconde gaan koken. Als gevolg had ze nu een verbrande hand waarvan de blaren niet te tellen waren, zo veel waren er plots gekomen.
‘Au, verdomme!’ roept Diana als ze met haar goede hand haar slechte aanraakt. Haar hand is pijnlijk en overgevoelig voor elke aanraking.
Diana bijt haar kiezen stevig op elkaar om het niet uit te schreeuwen van pijn. Diana heeft wel eens eerder brandwonden gehad, maar deze is pijnlijker dan anderen. Ze heeft geluk dat ze haar hand er snel had uitgetrokken, anders was die er nu veel erger aan toe geweest.
Diana pakt met haar goede hand haar andere waterfles, waar nog een beetje water in zit. Dat giet ze over haar verbrande hand heen. Het verlicht de pijn maar een beetje.
Diana moet vechten tegen de tranen. Het is niet dat het zo pijn doet dat ze echt moet huilen, maar gewoon een reflex van haar ogen op de pijn. Haar ogen tranen verschrikkelijk en Diana probeert ze zo onopvallend mogelijk weg te vegen.
Zo zit ze een tijdje, tot ze plots achter haar een zachte plof hoort. Snel kijkt ze om en ziet een zilveren parachute. Ze kijkt wat er aan zit en tot haar grote blijdschap is het een potje met zalf. Die kan maar voor één ding zijn.
Diana steekt haar wijsvinger van haar verbrande in de zalf en ze voelt meteen verlichting. Snel smeert ze haar hele hand in en het doet meteen veel minder pijn. Het is nog steeds rood en gevoelig, maar het grootste deel van de blaren is nu weg. Blij draait Diana het potje dicht en stopt het in haar tas. Haar blik valt op haar half gevulde fles, waarvan het water nu aan het afkoelen is. Ineens krijgt ze een idee.
Ze pakt een klein bolletje dun touw uit haar rugzak en bindt het om de hals van haar fles. Ze laat een stuk van ongeveer veertig centimeter over en houdt het uiteinde daarvan vast. Daarna laat ze de fles langzaam in het water zakken. Het begint meteen te koken, maar kan niks kwaaddoen. Als de fles vol zit haalt ze hem eruit en zet hem neer op de oever, voorzichtig zodat ze de kokendhete fles niet aanraakt. Ze bindt een ander stuk touw om de andere fles en doet daarmee hetzelfde. Als die ook klaar is, gaat ze zitten. Nu maar wachten tot het is afgekoeld.
Diana glimlacht terwijl ze naar de flessen kijkt. Om haar tegen te houden, moeten de Spelmakers toch echt wel beter hun best doen.

Als ik wakker wordt, is het al aan het schemeren. Er is een fris briesje opgestoken en ik heb het een beetje koud. Snel trek ik al mijn kleren aan, aangezien ik toch helemaal ben opgedroogd door de zon. Ik heb ook trek gekregen en mijn keel is een beetje droog, dus ik drink wat en eet wat vis. Dan klinkt het volkslied en alweer verschijnt er niemand aan de hemel.
Als het weer donker wordt, gaap ik, ondanks dat ik net geslapen heb. Vreemd. Maar ik ben om de één of andere reden gewoon doodop. Dus ik loop mijn grot in en kruip in mijn slaapzak. Binnen
no-time ben ik weer in slaap.
Midden in de nacht wordt ik wakker door een woedend gebrul. Ik schrik op uit mijn slaap en kijk een beetje schichtig om me heen. Weer hoor ik het gebrul. En het is vlakbij.
Ik kruip uit mijn slaapzak, sta op en pak mijn bijl. Wat een vreselijk geluid. Wat is dat in vredesnaam?
Weer hoor ik het gebrul, samen met gesnuif en gegrom. Ik loop voorzichtig de grot uit en volg het gegrom. Ik weet dat het gevaarlijk is, maar ik moet gewoon weten wat het is. Mijn nieuwsgierigheid is sterker dan mijn angst.
In het pikkedonker volg ik het geluid van het gesnuif en gegrom. Tot mijn verbazing leidt die naar mijn strikken. Zou ik iets hebben gevangen? Iets wat zulke vreselijke geluiden kan veroorzaken?
Het blijkt dat ik inderdaad iets heb gevangen. Maar niet in mijn strikken. Het zit in de val die ik had gemaakt zodat niemand aan mijn strikken komt.
Ik kan nauwelijks iets zien in het donker, maar volgens mij is het beest erg groot. Ik zie vaag dat er ook iets in mijn strikken hangt. Daardoor kwam het beest waarschijnlijk hiernaartoe.
Ik loop naar mijn strik toe en voel aan het beestje wat er in hangt. Zo te voelen is het een konijn.
Ik loop weer terug naar mijn net. Ik schrik me dood als dat beest weer een brul laat horen. Jemig, hoe krijg ik dat beest ooit stil!
Ik kan het natuurlijk vermoorden. Maar dan weet iedereen dat ik geen zielenpoot ben. Dat is dus geen optie. Er zit niks anders op dan te wachten tot het licht wordt. Aan de stand van de maan zie ik dat dat nog wel ongeveer twee uur kan duren. Dat worden twee lange twee uren.

‘Jared, wordt eens wakker!’
‘Ugh. Wat? Ik lag net zo lekker te slapen.’
‘Zeg, vind jij dit niet ook een beetje saai worden? Hij zit daar alleen maar kreunend in die boom. Ik verveel me dood!’
‘Daar ben ik het mee eens, Julie. Ik heb misschien nog wel een ideetje.’
Deer zit slaperig en duf in zijn boom. Hij heeft de hele nacht niet geslapen, uit angst dat hij uit de boom zou vallen. De geur van het konijn zweeft nog een beetje in de lucht.
Hij hoort gerommel. Wat zijn die twee nou van plan? Ze krijgen hem echt niet zo makkelijk de boom uit.
Dan hoort hij het geluid van iemand die een aansteker probeert aan te doen. Na drie keer lukt het. Het kleine vlammetje laat de omtrekken van de Beroeps zien, de kinderen die hem gaan vermoorden. Jared en Julie.
Dat ze hem gaan vermoorden weet Deer zeker. Hij weet dat hij nooit levend de boom uit kan komen. Hij zit als een rat in de val. Maar wat zijn ze nu met die aansteker van plan?
Dan ziet hij het kleine vlammetje bewegen. Jared houdt het tegen de stam aan. Nee. Alsjeblieft niet. Twee seconden later vat het hout vlam en in het licht daarvan ziet Deer Jared grijnzen.
‘Misschien geen gebakken Delphino, maar wel een andere gebakken tribuut,’ zegt hij en hij lacht hard om zijn eigen grap.
Deer is als de dood voor vuur. Bang voor hitte. Hij was vroeger zelfs bang om zijn tong te branden aan de hete thee. Brandwonden doen altijd zo’n pijn. Zelfs de kleintjes. Hij wil niet weten hoe het moet voelen om levend verbrand te worden. Maar toch staat dat bijna op het punt om te gebeuren.
Het vuur verspreidt zich snel en de onderste vijf meter van de boom staat al in brand. Deer voelt de hitte en hij moet hoesten van de rook. Zijn ogen tranen en prikken. Het vuur verspreidt zich steeds sneller en sneller. Meer rook zweeft omhoog. Deer telt de meters voordat het vuur bij hem is.
20.
Deer moet hoesten en hij heeft het gevoel alsof hij zijn keel naar buiten hoest. Zijn maag draait om en hij moet kokhalzen van de rook. Hij slikt het in en trekt de bovenkant van zijn shirt over zijn mond. Door de hitte van het vuur is die nu kletsnat van het zweet.
15.
Weer moet Deer kokhalzen en nu kan hij het niet meer inhouden. Hij geeft over, al is er nauwelijks iets om over te geven. Hij heeft al een paar dagen niet meer gegeten.
Jared lacht als hij ziet dat Deer moet overgeven. Deer snapt niet hoe dat kan. Welk kind vind het nou leuk om anderen te vermoorden?
10.
Jared lacht om dat zielige tribuutje in de boom. Kokhalzend en hoestend, terwijl hij een paar takken omhoog klimt. Maar na twee takken beginnen ze te breken, dus hij stopt maar. Arm, arm tribuutje. Het speet Jared echt. Maar niet heus.
5.
Deer houdt het echt niet meer. De hitte en de rook zijn nu ondraaglijk. Hij wil niet levend verbrand worden. Hij is zo bang.
Het vuur komt steeds dichterbij en Deer doet het enige wat hij nog kan. Hij springt.
De wind suist om zijn oren terwijl hij tollend naar beneden valt. Het si een best lang val, meer dan twintig meter, maar hij valt maar een paar seconden. Halverwege komt hij met zijn voet tegen een brandende tak aan en zijn schoen vat meteen vlam. Deer gilt hysterisch terwijl de vlammen om zich heen grijpen. De pijn is verschrikkelijk.
Eén seconde later valt hij met een misselijkmakende klap op de grond. Half op zijn voeten, half op zijn rug. Hij hoort een krak en alle lucht is uit zijn longen geblazen. Hij worstelt om adem te halen en een verschrikkelijke pijn trekt door zijn niet verbrande been. Hij weet gewoon dat die gebroken is. Door de klap is het vuur op zijn voet gelukkig wel uit gegaan, maar het doet nog steeds verschrikkelijk pijn. Alles doet pijn. Hij kan zich niet eens een beetje bewegen zonder pijn te hebben.
Jared kijkt met een grijns naar het zielige hoopje tribuut wat voor hem ligt. Zijn ene been half verbrand, zijn andere verdraaid in een vreemde hoek. Hij probeert wanhopig om adem te halen. Hij kreunt en slaakt kreetjes van pijn.
Jared heeft geen zin meer in dit zielige gedoe. Hij heeft geen zin meer om die jammerkreten aan te horen. Veel te irritant.
Hij pakt zijn speer en loopt terug naar de jongen. Dan steekt hij zijn speer in één keer recht door het hart.
De ogen van de jongen sperren wijd open en hij neemt een geschokte hap adem. Zijn laatste. Dan breekt het licht in zijn ogen. Zijn kanon gaat en Jared trekt zijn speer weer terug. Dat klusje is ook weer geklaard.
Hij en Julie lopen weg van de jongen, zodat die opgehaald kan worden. De boom stopt opeens met branden. Alleen het verkoolde geraamte ervan staat er nog. Jared weet niet hoe de Spelmakers het voor elkaar hebben gekregen, maar blijkbaar hadden ze geen zin in een bosbrand. Spelmakers haten het als er iets gebeurd wat zij niet willen.
De hovercraft komt en hij haalt de jongen op. Jared kijkt hoe de jongen het voertuig wordt in gehesen, waarna het weer verdwijnt.
Arm, arm tribuutje. Maar niet heus.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen