Foto bij Hoofdstuk 7 - Saving her twice

hihi, ik post het nu ehel erg snel :)

De zeegroene ogen van de jongen staren me verschrikt aan. Dan draait hij zijn hoofd weg. Geen moordlustige grijns, geen opgewonden gepraat over dat er in de boom waar de Beroeps onder zitten een tribuut zit, geen getrek van wapens. Nee, het enige wat de jongen doet is zijn hoofd wegdraaien en niks zeggen. En daarmee redt hij op dit moment mijn leven.
Ik snap het niet. Waarom zou hij dat doen? Tijdens het interview gedroeg hij zich als een moordlustige uitslover. Waarom verraadt hij me dan niet?
Het meisje uit District 4 heeft gezien dat de jongen omhoog keek.
‘Delphino, wat is er?’ vraagt ze. ‘Waarom keek je omhoog?’
Delphino kijkt haar onverschillig aan. ‘Ik hoorde een takje breken, maar het was gewoon een oehoe,’ zegt hij.
Een oehoe. Daar kan ik wel iets mee. Toen ik klein was speelde ik met de kinderen van District 7 een spelletje, waarbij je dierengeluiden na moest doen. Ik hield het meest van vogelgeluiden, en ik was er best goed in. En de oehoe maakt ongeveer het simpelste geluid van alle vogels.
Ik wacht een paar seconden en doe dan de roep van de oehoe na. ‘Oehoe!’
Ik zie Delphino omhoog kijken en ik geef hem een knipoog. Hij snapt wat mijn bedoeling is en kijkt weer weg.
‘Je hebt gelijk,’ zegt het meisje uit District 4. ‘Het is gewoon een stomme vogel.’
‘Oehoes zijn best mooie vogels, Piscesa. Misschien wel mooier dan jij,’ zegt Delphino plagerig tegen Piscesa. Piscesa snuift en ik moet mijn best doen om niet te lachen. Piscesa is namelijk één van de mooiste meisjes die ik ooit heb gezien.
‘Alsof jij zo mooi bent,’ snauwt ze terug. Ze is blijkbaar snel op haar teentjes getrapt. En Piscesa mag dan beeldschoon zijn, haar karakter is even lelijk als een oude heks.
Delphino lacht en geeft Piscesa een plagerige duw. Ze snuift weer en draait de andere kant op, zodat haar rug nu naar Delphino wijst. Delphino zucht en gaat met zijn rug tegen de boom zitten.
In het licht van de zaklampen van de Beroeps kan ik Delphino’s gezicht goed zien. Hij is best knap met zijn zeegroene ogen en bronskleurige haar en ergens doet hij me aan Finnick O’Dair denken, de winnaar van vorig jaar. Finnick is veel knapper dan Delphino, maar ook Delphino is niet mis. Ik denk dat hij best veel sponsors heeft.
Jared heeft al die tijd niets gezegd. Hij was bezig met het bestuderen van zijn wond die de pijl van Tyron in zijn arm heeft gemaakt en lette niet echt op Delphino en Piscesa. Maar de laatste paar minuten heeft hij opgelet en je kunt zien dat hij geïrriteerd is.
‘Jullie moeten echt een keer op houden met kibbelen,’ zegt Jared. ‘Al vanaf het eerste moment is het enige wat jullie doen elkaar irriteren.’ Jared zucht. ‘Als één van ons deze Spelen wil winnen, moeten we, tot we uit elkaar gaan, samenwerken. Jagen op de zwakkere tributen, zoals die jongen uit 9 of die griet uit 7. We kunnen het niet veroorloven om te ruziën!’ Jared is nu boos geworden. ‘Maar nu gaan we terug naar het kamp. Ik ben vergeten spullen mee te nemen om mijn wond te verzorgen en we moeten sowieso het kamp verplaatsen naar het bos. Ik ga er van uit dat de meeste tributen nu door het bos zwerven en om nou telkens 6 uur te lopen is ook niet handig.’
De andere drie Beroeps knikken en ze beginnen hun spullen te pakken. En dan lopen ze eindelijk weg. Delphino loopt achteraan en hij kijkt nog één keer om. We maken oogcontact en hij schenkt me een flauwe glimlach. Dan draait hij zich weer om en loopt mee met de rest van de Beroeps.
Ik draai me weer om in mijn slaapzak, zodat ik nu weer naar de hemel kijk. Terwijl ik kijk hoe de sterren langzaam vervagen door de opkomende zon, denk ik na. Waarom heeft Delphino me niet verraden? Waarom glimlachte hij toen hij wegliep? Ik snap er helemaal niks meer van. Bij het interview vond ik hem een grote gemene uitslover, maar nu… Nu lijkt het alsof ik hem wel aardig ga vinden. Aardig en een Beroeps. Twee woorden die totaal niet bij elkaar passen, maar nu opeens logisch klinken. En met die gedachte begint de zon aan zijn klim rond de hemel.

Delphino loopt nu al een tijdje samen met de rest van de Beroeps door het mulle zand van de duinen. Jared heeft er flink de pas in gezet, want zijn wond stopt maar niet met bloeden. Er is geen slagader geraakt, maar hij wil het zo snel mogelijk verbinden.
Delphino zucht. Hij heeft de pest aan Jared. Hij vindt zichzelf de leider van de Beroeps en gedraagt zich ook zo. En omdat Piscesa en Julie het met hem eens zijn, kan Delphino er niet tegenin gaan. Dan is het drie tegen één. Hij heeft trouwens ook de pest aan Julie en Piscesa. Julie is hetzelfde soort type als Jared en Piscesa is een meeloper. Delphino denkt dat ze een oogje op hem heeft. Ze doet alles wat Jared zegt en is het altijd met hem eens. Als Jared haar vroeg om in de zee te springen, dan zou ze dat waarschijnlijk maar al te graag doen.
Boos trapt Delphino tegen een steentje. Hij dacht dat het een goed plan was om bij de Beroeps te gaan. Meer kans om te winnen, meer kans om naar huis te gaan… Maar tot nu toe was alles één grote vergissing. Delphino zit erover te denken om de Beroeps te verlaten, om op zijn eigen houtje proberen de Spelen te winnen. Nee, zal hij niet doen.
Dan denkt Delphino weer aan het meisje uit District 7, Johanna Mason. Ze zag er zo mooi uit tijdens het interview…
Delphino voelt iets kriebelen in zijn buik en hij denkt terug aan dat moment, waarop hij haar recht in de ogen keek. Hij had haar niet verraden. Dat zou hij nooit kunnen doen.
Er is iets met dat meisje. Hij wist niet wat, maar ze verborg iets. Iets wat niemand mag weten…
Delphino zal de Beroeps niet verlaten. Nog niet…

Ik loop nu al een tijdje door het bos. Maar in plaats van me te concentreren op het zoeken van eten en water, denk ik aan Delphino. Ik snap hem echt niet. Hij heeft me niet verraden.
Ik probeer me weer te concentreren op het zoeken van water en eten. Ik zie bosaardbeitjes staan en ik wil ze net plukken, als ik wat zie. De blaadjes zijn anders gevormd en de bloemetjes zijn geel. Dit is geen bosaardbei, dit is schijnaardbei. Schijnaardbei is niet eetbaar en de vruchten zijn niet lekker en ook totaal niet sappig. Geen aanrader dus.
Teleurgesteld ga ik weer op pad en onwillekeurig gaan mijn gedachten terug naar Delphino. Waarom heeft hij me nou niet verraden…
Zo gaat het de hele dag door. Soms zie ik iets eetbaars staan, soms weer niet. Maar telkens gaan mijn gedachten terug naar Delphino. Ik zucht. Jongens zijn net als wiskunde; je snapt er helemaal niks van. En vooral niet van deze jongen.
Ik wordt opgeschrikt uit mijn gedachten door een kanon. Ik vraag me af wie er nu weer dood is. Het gaat echt snel zo. Dag twee en nog maar negen tributen over. Als het zo door gaat, zijn de Spelen binnen een week voorbij.
De dag gaat snel voorbij en voor ik het weet is het al aan het einde van de middag. Ik kijk na wat ik vandaag aan eten heb verzameld. Een paar eetbare planten en wortels. Wat aalbessen die ik aan een struik zag hangen. En wat bladeren van de grote weegbree, die eetbaar zijn en helpen tegen insectenbeten, brandnetels en helpen een wond te helen. We gebruiken ze vaak in District 7.
Ik heb nog geen water gevonden en ben me bewust van mijn slinkende watervoorraad. Mijn fles van 1 liter is al helemaal leeg en in de tweeliterfles zit ook niet meer geweldig veel. Ik neem me voor om in de uren tot zonsondergang en morgen naar water te zoeken.
Een paar uur later plof ik vermoeid neer op de grond. Het is nu al bijna donker en ik heb nog steeds geen water gevonden. Morgen moet ik echt water vinden, anders zal ik het niet lang uithouden.
Ik besluit om mijn avondeten klaar te maken. Ik maak een heel klein vuurtje en rooster de wortels. Daarna doof ik het vuurtje snel en pak mijn andere eten. Het konijn, brood, de crackers, de planten en de aalbessen. Ik snij een sneetje brood af met het gekartelde mes uit mijn zakmes en eet het samen met wat geroosterde wortels op. Daarna neem ik nog een stuk konijn. Als ‘toetje’ eet ik een deel van de aalbessen en daarna drink ik nog wat water.
Mistroostig kijk ik naar mijn fles. Er zitten nu nog maar een paar slokken in.
Ik ga op mijn rug op de grond liggen en kijk naar de hemel. Ik denk na over mijn wapens. Ik heb de twee messen uit de schede, één net een dolk en de ander met een gekromd lemmet. Ik heb ook nog het werpmes van Julie en mijn zakmes, waar ook verschillende mesjes inzitten. Al denk ik niet dat ik met mijn zakmes veel kans zou maken tegen tributen als Jared.
Ik zucht. Ik mag dan wel veel spullen hebben, maar als ik deze Spelen wil winnen heb ik een bijl nodig. Daar kan ik niet even één twee drie aan komen. Ik heb twee oplossingen: of zelf een bijl maken, of er één stelen van een andere tribuut. De laatste optie is denk ik het beste, al zou ik niet weten wie er allemaal bijlen hebben in deze Arena, en of er wel bijlen zijn. Als er bijlen zijn hebben de Beroeps die vast en zeker, en ze hebben vast wel iets bedacht om hun spullen te bewaken. Misschien moet ik toch wel zelf een bijl maken.
De zon is nu helemaal achter de horizon verdwenen en ik maak me klaar om naar bed te gaan. Ik pak al mijn spullen in, camoufleer mijn uitgedoofde vuurtje en ga op zoek naar een goede boom. Na vijf minuten zie ik een treurwilg. Ik ren er op af; waar een treurwilg is, is vaak ook water! Maar eenmaal bij de boom aangekomen, zie ik dat er geen water is. Wel is de grond vochtig en een beetje modderig, wat aangeeft dat er waarschijnlijk water in de buurt is. Morgen ga ik daar naar op zoek.
Ik pak een hele bos van de hangende takken beet en zet mijn voeten tegen de stam. Ik pak de takken iets hoger beet en schuif daarna ook mijn benen ietsje omhoog. De buigzame wilgentakken houden mijn gewicht met gemak, zolang ik maar aan een hele bos vasthoudt.
Een paar minuten later ben ik boven en ik zoek een goede vertakking uit. Ik leg net mijn slaapzak neer als het volkslied begint. Ik kijk snel naar de hemel om de gezichten te zien.
Als eerste zie ik het gezicht van Tyron. Hij kijkt me halfglimlachende aan vanuit de hemel. Daarna verschijnt het gezicht van de jongen uit District 12. Hij kijkt heel nors, maar dat laat hem er sterk en angstaanjagend uitzien. Hij is vast niet zomaar doodgegaan. Ik wil wedden dat hij gedood is door de Beroeps of de Spelmakers, misschien wel door het meisje uit 9. Hoe dan ook, hij is dood en ik ben weer een stapje dichter bij de overwinning. Een stapje dichter bij District 7. Nog maar acht stapjes en ik ben de winnaar. Ik glimlach en kruip in mijn slaapzak. Ik lig niet heel comfortabel, maar ik val vrijwel meteen in slaap.

Als ik de volgend morgen wakker wordt, heb ik het ijskoud, ondanks de slaapzak en de jas. Misschien kan ik de volgende keer als ik ga slapen maar beter dat fleece-vest ook aantrekken. Ook rammel ik van de honger en heb ik heel erg dorst. Ik kruip uit mijn slaapzak, pak al mijn spullen in en klim de boom uit. Ik plof neer op de grond en begin met ontbijten.
Ik eet het laatste stuk van het konijn. Ik heb nog steeds honger.
Ik eet de wortels op. Ik heb nog steeds honger.
Ik eet de laatste aalbessen op. Ik heb nog steeds honger.
Ik eet de planten op. Ik heb nog steeds honger.
Ik eet twee sneetjes brood. Ik heb nog steeds honger.
Ik eet zelfs één van mijn crackers. En ik heb nog steeds honger.
Ik zucht. Ik heb nu alleen nog een beetje brood en wat crackers. Ik drink mijn waterfles leeg, om mijn dorst te lessen en om mijn maag wat te vullen. Dorst heb ik nu niet meer, maar ik heb nog steeds honger.
Ik grinnik in mezelf. Nu weet ik waarom ze het de Hongerspelen noemen.
Ik besluit om het brood en de crackers te bewaren voor de lunch, en vandaag vooral eten en water te zoeken. Dus pak ik mijn rugzak in en ga op weg.
Na een uurtje lopen wordt de honger weer te erg en ik eet een stukje brood. Aan eten heb ik tot nu toe alleen nog maar wat madeliefjes gevonden en nog helemaal geen water. Ik heb het gebied rond de treurwilg helemaal uitgekamd om te zien of er water in de buurt was, maar ik heb niks gevonden. Waarschijnlijk zat er gewoon bij de treurwilg zelf een ondergronds bronnetje wat niet omhoog is gekomen.
Ik heb nog steeds honger als ik het brood op heb, dus eet ik de madeliefjes ook maar gelijk op. De dorst die ik had gekregen van het uurtje lopen, wordt een beetje gelest door het sap van de madeliefjes. Maar niet helemaal.
De zon komt steeds hoger te staan en ik krijg het steeds warmer. Ik trek mijn jas uit en prop hem in mijn rugzak. Dat is beter.
Vijf minuten later kom ik een paardenbloem tegen. Ik pluk hem en eet hem gelijk op. Die verrekte honger! In District 7 noemen we dit holle dagen. Hoeveel je ook eet, je krijgt steeds weer honger.
De tijd verstrijkt en het wordt steeds warmer. De weinige plantjes die ik tegenkom lessen mijn dorst nauwelijks.
Rond het middaguur stop ik om te lunchen. Ik eet een sneetje brood en een paar besjes die ik heb gevonden. Als ik achterover leun om met mijn rug tegen een berk aan te zitten, schiet me opeens wat te binnen. Ik vlieg overeind en pak een tak van de berk vast. Met mijn zakmes zaag ik hem schuin af en met mijn touw bind ik de tweeliterfles eraan vast, zodat de tak in de fles steekt. Het drinkbare berkensap begint nu in de fles te druppelen. Dit trucje gebruiken we vaak in District 7, als we vergeten zijn om water mee te nemen.
Een half uurtje later haal ik mijn fles weer van de tak. Er zitten maar een paar slokken in, maar het is genoeg om mijn ergste dorst te lessen.
Zin om hier te blijven om meer berkensap af te tappen, heb ik niet. Het gaat erg langzaam en ik heb geen flauw idee wat ik in de tussentijd zou moeten doen. Ik zou onvertwijfeld weer gaan eten, en daarmee mijn laatste eten op maken.
Een paar uur later kom ik een struik met besjes tegen waarvan ik weet dat ze eetbaar zijn. Maar de vogels hebben de meeste besjes er al afgepikt, dus er blijft niet veel meer voor mij over.
Ik ga vermoeid met mijn rug tegen een boom aan zitten. Ik ben moe en ik heb dorst. En honger natuurlijk. De zon streelt mijn gezicht en het is heerlijk warm. Ik zit hier eigenlijk best wel lekker. Er groeit mos op de boom en op de grond, wat het lekker zacht maakt. En zonder dat ik het doorheb val ik langzaam maar zeker in slaap.

Delphino en Piscesa zaten verborgen tussen de bosjes. Nadat de Beroeps hun kamp hadden verplaatst naar het bos, waren ze op jacht gegaan. Ze hadden zich in twee groepen opgesplitst om zo veel mogelijk tributen te vermoorden. Hij en Piscesa waren samen gegaan en zochten al een paar uur. Tot ze Johanna Mason vonden, tegen een boom aangeleund. Ze wisten niet zeker of ze wakker was, dus nu zaten ze in het struikgewas te wachten.
Delphino kijkt opzij naar Piscesa, die met een wrede grijns op haar gezicht naar Johanna zit te staren.
‘Volgens mij slaapt ze,’ fluistert Piscesa.
‘Kan best,’ zegt Delphino quasi onverschillig. Maar eigenlijk kan het hem wel wat schelen. Hij wil niet dat dit meisje sterft. Elke keer dat hij aan haar denkt, krijgt hij een kriebelend gevoel in zijn maag. Hij vindt haar zo mooi en kan er niet aan denken dat dit meisje verminkt en levenloos in een simpele houten kist terug wordt gestuurd naar haar district.
Sinds hij haar in de boom had gered, waren zijn gedachten verward geweest. Hij kon nauwelijks nadenken en als hij ergens over dacht, was het over haar. Een klein stemmetje in zijn hoofd had het al tegen hem gezegd, maar nu weet hij het zeker. Hij is verliefd op dit meisje. Het meisje in de pauwenjurk. Het meisje dat doodgaat als hij nu niks doet.
Delphino wordt opgeschrikt uit zijn gedachte door de stem van Piscesa.
‘Kom, we gaan haar afmaken,’ zegt ze en ze staat op. Delphino blijft gehurkt in het struikgewas zitten. Piscesa draait zich om en kijkt hem geërgerd aan.
‘Kom op, Delphino. We gaan dit kind nu afmaken. Of ben je soms week geworden? Een bang kippetje? Pok, pok, pok!’ zegt Piscesa en ze wappert met haar armen als een bange kip. Delphino staat op.
‘Hèhè, dat werd tijd,’ zegt Piscesa op een zeurderig toontje. ‘Kom, we gaan dat kind vermoorden.’
Ze begint naar Johanna toe te lopen, die nog steeds ligt te slapen. Met haar speer in haar handen sluipt ze steeds dichterbij.
‘Nee.’
Piscesa draait zich om bij het horen van Delphino’s stem.
‘Wat zei je daar?’ vraagt ze boos. ‘Ben je echt zo zwak als ik denk?’ Piscesa grijnst gemeen.
‘Jij gaat haar niet vermoorden,’ zegt Delphino en zijn stem klinkt zwaar en kil.
‘O nee? Dat moet jij nog maar eens zien,’ snauwt Piscesa en ze loopt weer naar Johanna. Om zich weer om te draaien als ze het geluid hoort van een zwaard dat getrokken wordt.
‘Jij raakt haar niet aan,’ zegt Delphino weer met dezelfde toon als daarnet.
‘Delphino, wat doe je!’ roept Piscesa. Ze is nu woedend. ‘Waarom bescherm je die stomme griet?’ Piscesa loopt een paar stappen richting Delphino. ‘Of ben je soms verliefd?’ zegt ze met een wrede grijns. ‘Wat jammer dat daar nu een einde aan moet komen!’
Met een woedende brul stormt Delphino op Piscesa af. Hij Heft zijn zwaard en haalt zijn arm naar achter, klaar voor het gevecht. Piscesa kan nog net haar speer beschermend voor haar houden als de slag komt. Het zwaard komt met een grote kracht op de speer, die meteen doormidden breekt. Verbaasd doet Piscesa een stap achteruit en kan nog maar net de volgende slag van Delphino’s zwaard ontwijken.
Piscesa is nu woedend. Woedend omdat Delphino haar aanvalt. Woedend omdat haar districtsgenoot haar heeft verraden. Woedend dat hij die boerentrien uit 7 verkiest boven haar!
Piscesa’s hand gaat naar haar rug, waar een bijl in een houder zit. Ze trekt de bijl eruit en zwaait hem richting Delphino. Hij springt achteruit en steekt meteen zijn zwaard richting Piscesa’s keel. Piscesa duikt opzij, maar Delphino heeft het door. Hij veranderd zijn zwaard van richting en het zwaard boort zich in Piscesa’s linkerschouder. Ze slaakt een kreet en haalt daarna weer uit met haar bijl. De bijl schampt langs Delphino’s been, maar het is niet veel meer dan een kleine snee.
Hijgend staan de districtsgenoten tegenover elkaar. Wachtend op een kans, een gaatje in de ander zijn verdediging. In Delphino’s hoofd broeit een plannetje. Een plannetje wat gemakkelijk kan mislukken. Als het niet werkt, kan hij zijn hand verliezen, en misschien wel zijn leven…
Piscesa beweegt als eerste; ze haalt zo hard ze kan uit met haar bijl. Delphino ontwijkt het met gemak en haalt meteen met een bovenhandse houw weer uit naar Piscesa. Instinctief houdt ze haar bijl boven haar hoofd om de klap op te vangen, waardoor haar gezicht nu onbeschermd is. De vuist van Delphino raakt haar keihard op haar slaap.
Piscesa valt op de grond en de bijl glipt uit haar handen. Versuft blijft ze op de grond liggen.
‘Het spijt me Piscesa,’ zegt Delphino. Dan boort zijn zwaard zich in haar buik. Het bloed stroomt uit de dodelijke wond en Piscesa kermt van pijn. Haar leven zal binnen een paar minuten voorbij zijn.
Delphino kijkt uitdrukkingloos naar het stervende meisje wat voor hem ligt. Dan pakt hij haar mes uit haar riem en haalt hij haar rugzak van haar rug. De bijlhouder, de bijl en de kapotte speer laat hij liggen.
Delphino kijkt nog één keer naar Johanna. Ze heeft door het hele gevecht heen geslapen en zit nog steeds vredig tegen haar boom. Die laatste blik tovert een glimlach op Delphino’s gezicht en hij draait zich weer om. Zo snel als hij kan rent hij weg, niet wetend waarheen. Terug naar de Beroeps kan hij niet meer. Het moment waarop hij hen zal verlaten is gekomen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen