9. Bitten
De volgende dag kan ik alleen maar aan de vorige nacht denken. Dromerig staar ik voor me uit en ik slenter richting de fietsenstalling. Dan zie ik iemand staan.
‘Drew!’ Met een lach op mijn gezicht loop ik op hem af. ‘Wat een leuke verrassing.’ Geconcentreerd kijkt hij langs me heen. Ik kijk om. Ellen zit alleen een bankje in de schaduw. Je zou haar zo over het hoofd zien. Ik kijk naar Drew. Zijn ogen zijn bloedrood. Als of hij bezeten is staart hij naar haar. ‘Drew.’ Hij kijkt me aan. Ik kijk hem streng aan in zijn ogen. Hij schudt zijn hoofd. Als hij me weer aankijkt zijn, zijn ogen weer normaal. ‘Wat. Ik word niet graag gestoord bij het uitzoeken van mijn eten. Ik ben nogal kieskeurig, weet je.’ Hij fronst. En kijkt terug naar Ellen.
Ik trek hem mee. ‘Je kunt Ellen niet vermoorden!’
‘Tuurlijk kan ik dat. Zal ik het bewijzen?’ Hij grijnst. Ik zucht.
‘Kom mee ik wil je wat laten zien. Eten kan altijd.’
Wantrouwig loop ik met hem mee. ‘Stap in.’ Ik aarzel en blijf staan.
Hij kijkt me indringend aan. Er is iets in zijn ogen. ‘Stap in.’ herhaalt hij. Meteen stap ik in de auto.
Binnen een seconde zit hij naast me. ‘Zoals ik dus al zei, eten kan altijd.’
Het laatste wat ik zie zijn, zijn twee vlijmscherpe tanden. En dan word alles zwart.
Er zijn nog geen reacties.