Wat wil je van me
wat wil je van me’
Mijn stem klinkt streng en gemeen. Finn word nerveus van mijn woorden.
‘Sorry, ik…’
‘Het is niet erg.’ onderbreekt hij me. Er volgt een ongemakkelijke stilte. Ik weet dat hij iets wil zeggen maar hij durft niet. Zijn gezicht is zo gemakkelijk te lezen. Hij twijfelt een tijdje of hij het gaat zeggen of niet maar uiteindelijk zegt hij ‘Ik maak me zorgen om je.’
Wantrouwig kijk ik hem aan. Sarah staat aan de ander kant van de gang tegen de muur. Net zoals mij wacht ze tot hij verder gaat.
‘Ik denk dat het niet zo goed met je gaat.’ Ik word boos.
‘Wel bedankt voor je bezorgdheid maar het is niet nodig. Het gaat prima met me.’
Nu wordt hij boos.
‘Zeg niet dat het prima gaat met je want ik weet gewoon dat het niet zo is.’ Hij fluistert zodat de mensen om ons heen het niet horen. ‘Je hebt hulp nodig. Je begint een beetje..’ Hij maakt zijn zin niet af maar met zijn handen maakt hij gebaren rond zijn hoofd.
‘Ik ben niet gek als dat is wat je bedoelt.’
‘Ik wil je niet kwetsen maar als je mensen ziet die er niet zijn ben je toch ook niet normaal.’
‘Maar één iemand en ze is er wel. Momenteel staat ze daar.’ Ik wijs de plaats aan waar Sarah staat.
Hij kijkt ernaar.’Caroline er staat niemand.’
‘Jawel, ik zie haar toch.’
‘Je hebt hulp nodig.’ Ik wil me omdraaien en weglopen maar hij neemt mijn arm vast. Ik trek mezelf los.
‘Ik wou dat ik het je nooit verteld had dan was alles nu nog zoals vroeger. Als ik het je niet verteld had dan waren we nu nog gewoon vrienden. Ik dacht dat je me zou begrijpen.’
‘We zijn nog steeds vrienden en ik begrijp je wel. Je hebt hulp nodig.’
De laatste woorden zegt hij traag met een nadruk op elk woord alsof ik te dom ben om hem te begrijpen als hij sneller zou praten.
‘Je valt in herhaling.’ Ik rol met mijn ogen. ‘Ik heb je hulp niet nodig, vriend.’ Ik draai me om en loop weg richting Sarah.
De volgende ochtend zit Sarah op mijn bureau met haar voeten op de stoel die ervoor staat.
‘Je ziet er verschrikkelijk uit.’
‘Dankjewel’ zeg ik nors terug terwijl ik probeer iets de zoeken om aan te trekken.
‘Zo, ik weet dat je er gisteren niet over wilde praten maar die jongen?’ Ze glimlacht naar me met een ondeugende glimlach.
‘Wat?’ Mijn slechte bui is nog niet over en ze maakt het niet beter.
‘Ik denk dat hij je leuk vind.’ zegt ze glimlachend. Haar donkere ogen twinkelen.
‘Misschien waren we ooit wel een koppel geworden als jij er niet was geweest.’
‘Wat?!’ Ze springt kwaad op. ‘Waarom is dit nu weer mijn schuld!’ schreeuwt ze.
‘Als jij er niet was geweest was ik nu niet gek geweest volgens hem.’
‘Ach, daar komt hij wel overheen.’ zegt ze weer helemaal in haar blije stemming.
‘Ga toch gewoon weg.’
‘Wel, als je me toch zo graag kwijt wil ga ik wel weg. Ik kom nooit meer terug.’
Ze zegt het wel maar ik weet dat ze er de volgende dag terug zal zijn. Ze gaat veel weg maar komt altijd weer terug.
‘Caroline’ hoor ik iemand zeggen als ik de gang uit loop, op weg naar mijn volgende les. Finn komt hijgend naast me staan. Hij leunt met zijn ene hand tegen de muur en met zijn ander houd hij zijn zij vast.
‘Wat is er?’
‘Ik vroeg me af of je zin hebt om morgenavond af te spreken bij jou thuis.’ Ik vertrouw het niet helemaal. Gisteren was hij ervan overtuigd dat ik gek was en nu wil je afspreken. Eigenlijk zou ik nee moeten zeggen maar ik geef toch toe.
‘Oké, acht uur?’
‘Oké.
De volgende ochtend is mijn humeur veel beter. Sarah zit weer op haar vertrouwde plaats op mijn bureau.
‘Goedemorgen’ zegt ze vrolijk.
‘Goedemorgen’ zegt ik terug.
‘Ik heb bezoek vanavond. Als het kan zou ik willen dat je me niet stoort.’
Enthousiast veert ze op. ‘Is het Finn?’
‘Ja.’
‘ik wist dat hij je leuk vind.’ piept ze.
‘Momenteel wel nog.’ Mompel ik. Ze negeert me en loop blij rondjes in mijn kamer.
Stipt acht uur belt hij aan.
‘Hallo ‘ zegt hij een beetje verlegen. Het is lang geleden dat we nog samen alleen waren.
‘Hallo’ zeg ik beleeft terug.
Ik ga naar mijn kamer en hij volgt me.
Hij zet zich neer op het bed en ik ga op de bureaustoel tegenover hem zitten. Er volgt een ongemakkelijke stilte. Uiteindelijk zegt hij ‘Is ze nu hier?’
‘Wie?’ vraag ik verschrikt.
‘Je denkbeeldig vriendinnetje.’
‘Ze is niet denkbeeldig. En ja ze is hier.’
‘Ach’ zegt hij. Daarna blijft het stil.
‘Is dat de enige reden waarom je bent gekomen. Om me te ondervragen zodat je me kan laten opsluiten in een gekkenhuis.’ Ik wilde het zacht zeggen maar ik schreeuw.
Hij kijkt gekweld. ‘Nee, dat zou ik nooit doen. Caroline ik zie je graag en ik ben bang dat het helemaal mis gaat met je.’
Zonder dat ik het had verwacht neemt hij mijn gezicht vast en zoent me. Wanneer hij zicht terug trekt kan ik niets meer zeggen. Dat had ik niet verwacht.
‘Je moet me geloven. Je hebt hulp nodig.’
Plots weet ik weer wat ik wil zeggen. ‘IK BEN NIET GEK!’ ik spring recht van het bed. ‘IK BEN NIET GEK.’
De tranen stromen over mijn wangen. ‘IK BEN NIET GEK.’
Finn blijft me aankijken zonder iets te zeggen. Hij weet niet wat hij moet doen. Als ik in zijn plaats zou zijn zou ik het ook niet weten. ‘ik heb haar al zoveel keer gevraagd weg te gaan maar ze komt telkens terug. Ze wil NIET weg!’ ik begin harder te huilen. Ik ben wel gek. Finn staat recht en slaat zijn armen om me heen.
‘Ik weet het. Ik zal alles doen om te helpen.’ Zegt hij.
‘Ze wil gewoon niet weggaan.’ Fluister ik tegen zijn schouder. ‘Waarom gaat ze niet weg? Waarom gaat ze niet gewoon weg?’ Het laatste is niet aan hem gericht maar aan Sarah. Ze staat aan de andere kant van de kamer dicht bij de deur. Ze kijkt me even aan, knikt dan. Haar armen steekt ze in de lucht alsof ze zich overgeeft. Achterwaarts loop ze de kamer uit.
Reageer (4)
Mooi verhaal!
1 decennium geledenErg origineel, ik vind hem erg mooi! Probeer alleen wat meer te letten op je spellings- en grammaticagebruik, je maakte zo af en toe wat fouten. En ook je hoofdletter- en leestekengebruik. Verder nog een aantal kleine dingen, maar aangezien ze klein zijn, zijn ze ook niet belangrijk.
1 decennium geledenahh cool verhaal
1 decennium geledenik heb geen opmerkingen
Leuk en origineel verhaal (: Paar dingen:
1 decennium geleden- Probeer te letten op je hoofdletters. ik spring recht van het bed. In deze zin moet 'ik' met een hoofdletter. Er zijn in je verhaal nog meer zinnen waarin je begint met een kleine letter.
- Probeer ook te letten op je leestekengebruik. Hier en daar mis ik een haakje sluiten (') of een punt.
- Aan het eind van je verhaal beschrijf je een dialoog, met onder andere deze zin: ‘Ze wil gewoon niet weggaan.’ Fluister ik tegen zijn schouder. Als iemand iets zegt, roept, schreeuwt, vraagt, of in dit geval, fluistert, dan moet dat met een kleine letter. Dit zie ik alleen aan het eind van je verhaal, in de rest van je verhaal doe je het wel met een kleine letter.