Eindelijk, na MAANDEN, een nieuw hoofdstuk^^!
Enjoy;)

Het is koud, ik krijg geen lucht meer. Ik ben al uren aan het rennen. Of waren het minuten? De lucht is koud en doet pijn aan mijn gezicht.
‘Je hebt gefaald. Je hebt me bedrogen.’
Iets achtervolgt me, ik hoor geroep ver van me vandaan.
Gehijg in mijn nek, ik krijg kippenvel.
‘Je zal boeten.’
Ik struikel over de duizenden wortels van de gigantische bomen en val. Ik kan niet meer opstaan, overal pijn.
‘Dit is je laatste uur.’
Ik probeer scherp te zien, maar het lukt niet. Vreemd genoeg ben ik er blij mee dat ik niet goed kan zien wat er gebeurt. De rode lichtjes komen dichterbij, ik had het al lang opgegeven.
Maar toen verdwenen ze. Met een immense golf van pijn verdween al het duister, er was alleen nog maar licht. Er verscheen een schim, het was weer donker. Twee blauwe ogen verschenen, ik sloot de mijne.
Ik schrok wakker, ik zweette als een gek. Maar het moment dat ik rechtop ging zitten schoot er een immense pijn door mijn hoofd. Ik kromp ineen en begon te huilen. De pijn was onverdraagbaar… Even erg als die keer daarvoor. Ik vocht om bij bewustzijn te blijven. ‘Ali? Wat is er?’ toen was de stem weer weg. Een klikgeluid, ik kon me niet genoeg concentreren om het te herkennen. Een eeuwige stilte volgde. Toen sloegen er opeens twee armen om me heen, het rook naar muskus. ‘Ali, hoor je me? Adem samen met mij, voel mijn hartslag. Adem rustig in.’ Het was papa. Ik probeerde te doen wat hij zei, maar de pijn was te groot- het sloot al het andere buiten. ‘Ali, luister naar wat ik zeg. Concentreer je op het geluid van mijn ademhaling. Heel kalm. In, en rustig weer uit. In, en weer uit. In, uit.’ De pijn begon weg te trekken, ik werd me steeds bewuster van de situatie. In, uit. In, uit. In, uit. Langzaam veranderde mijn gehuil in gesnik, en haalde ik mijn handen van mijn hoofd af. Ik draaide me voorzichtig om en keek mijn vader recht in zijn bezorgde ogen aan. Ik omhelsde hem voor een heel lange tijd. Zijn hard ging als een razende tekeer. ‘Oh god, wat ben ik geschrokken zeg! Oh, Ali…’ Meer kon hij niet uitbrengen. Ik trok mijn armen weer terug en nam mijn omgeving in me op. Pap zat om me heen, schijnbaar was hij nog steeds niet van plan om me te laten gaan. Kaitlynn en Tristan zaten zwaar bezorgd tegenover me en begonnen onherroepelijk te lachen toen ze zagen dat het weer wat beter met me ging. Lucius stond tegen de deurpost aan geleund en keek heel nietszeggend naar me. Volgens mij heeft hij in zijn hele leven nauwelijks twee woorden aan mij vuilgemaakt. Hij mocht me kennelijk niet zo. Het was me opgevallen dat er iemand miste. Misschien had hij door dit alles heen geslapen, of wilde hij niets meer met me te maken hebben na de ruzie tussen ons eerder die avond. Maar toen ik een beetje vooroverboog zag ik hem; Draco stond ongeveer halverwege de trap en keek me met grote ogen aan. Nu wist ik waarom ik hem niet zo snel kon vinden, zijn prachtige paarse aura, waar ik in eerste instantie naar zocht, was vervangen door een grote, donkergrijze wolk. Ik kon hem zelf bijna niet meer zien. Toen hij merkte dat ik hem gevonden had werd hij rood en klaarde de wolk rond zijn hoofd snel weer op. Ik had me nog nooit zo blij gevoeld. Ik voelde dat ik ook begon te gloeien, wat natuurlijk weer verkeerd opgevat werd door mijn vader. ‘Jeetje, wat ben je warm! Het zou me niets verbazen als je koorts hebt. Jij blijft morgen lekker thuis!’ In eerste instantie wilde ik protesteren en zeggen dat ik me prima voelde, maar later realiseerde ik me dat ik nog een flinke koppijn had. En dat het een dagje met Tristan en zonder Draco zou betekenen. Dus hield ik mijn mond. Kaitlynn werd terug naar haar kamer gestuurd, hoe graag ze ook bij mij en Tristan wilde blijven. Zij moest morgen tenslotte wel weer naar school. Lucius liep terug naar zijn logeerkamer en Draco verdween weer in de duisternis van de gang beneden. ‘heel verstandig dat je me geroepen hebt, Tristan. Wil je op haar letten voor me?’ ‘Natuurlijk, meneer.’ En toen was pap ook weer weg. Tristan stond op en deed het licht uit, waarna het leek alsof er nooit iets gebeurd was. ‘Dus… Wat was dat nou precies, net?’ Dat is waar ook, ik was er nog niet aan toe gekomen om Tristan over de hoofdpijn te vertellen. ‘Nou… Eerlijk gezegd weet ik het niet zeker. Weet je nog, die ene keer dat ik in het ziekenhuis lag? Dat was dus hetzelfde als dit. Ik kreeg opeens een immense koppijn, waarvan ik toen dus bewusteloos raakte. Gelukkig was pap deze keer in de buurt en wist hij wat hij moest doen. Het is echt de ergste pijn die ik ken; het was echt veel erger dan die ene keer toen ik mijn been had gebroken. Pap beweert dat het een ‘grootse kracht’ is, ik hoef alleen maar uit te zoeken hoe ik hem moet gebruiken. Maar ik kan me nauwelijks voorstellen dat dit iets positiefs zou kunnen worden.’ Hier dacht Tristan even over na. Hij heeft het altijd afschuwelijk gevonden om hulpeloos toe te kijken, zeker bij mij. ‘negatieve dingen zijn wel vaker positief geworden. Kijk maar naar die Draco van je. En je kwam van de pijn af door je je te concentreren, toch? Je zei net dat het het ergste was wat je ooit had meegemaakt. Als je je nou genoeg kan concentreren om de kracht die naar binnen werkt, naar buiten te krijgen, meegerekend dat er in verhouding veel meer buiten dan binnen is, dan zou die hoofdpijn in theorie het machtigste wapen van allemaal kunnen worden. Maar daarvoor moet je een hele sterke geest hebben, anders raak je binnen de kortste keren buiten westen. En je moet natuurlijk weten waar deze kracht vandaan komt, zodat je hem kan begrijpen en uiteindelijk zelf ook op kan roepen.’
Jezus, wat wist Tristan toch veel van dit soort dingen! Nu weet ik helemaal zeker dat ik absoluut geen fout heb gemaakt door Tristan over de magie te vertellen. ‘Hoe weet je dat toch allemaal?’ Hij porde me met zijn elleboog. ‘Sommige mensen besteden hun vrije tijd tenminste wel nuttig,’ zei hij met een spottende grijns op zijn gezicht. Ik pakte mijn hoofd beet. ‘Wat is er? Moet ik je vader halen? Ali, zeg toch eens wat!’ Ik keek hem aan, ik zat bijna met mijn neus tegen de zijne. ‘Tja, sommige mensen zijn nu eenmaal niet zo makkelijk voor de gek te houden!’ We schoten in de lach en gingen weer liggen. Ik kroop wat dichter tegen hem aan. ‘Wat heb ik toch een mazzel met een vriend als jij.’ ‘Zolang je dat in je achterhoofd houdt, komt alles goed.’ Ik viel weer in slaap, maar ik was er zeker van dat het dit keer wel goed zou gaan.
Langzaam zakte ik weg in een dieppaarse wolk, het voelde heerlijk…

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen