Ik sliep de hele nacht onrustig. En elke keer werd ik angstig wakker door de duisternis in mijn droom, door het dwingende gegrom.
Voor de zoveelste keer keek ik hoe laat het was en ik zag dat ik maar een half uur had geslapen.
Half zes was niet mijn normale tijd van opstaan, maar ik was bang om terug mijn ogen te sluiten.
Ik ging naar de badkamer om me te douchen.
Mijn rug was doordrenkt van het zweet, mijn haar plakte langs mijn gezicht en ik had donkere kringen onder mijn ogen. Op zo’n momenten had ik zin om de spiegel stuk te slaan.
Ik kleedde me uit en stapte onder de douche.
Het water kalmeerde mij, maar spoelde niet mijn angsten weg, zoals ik had gehoopt.
Ik kleedde me aan en ging opnieuw voor de spiegel staan terwijl ik door mijn haar kamde. Ik zag er iets beter uit nu mijn kleverige haar gewassen was, maar de donkere kringen onder mijn ogen waren niet weg.
Zuchten legde ik de kam op zijn plek en ik slofte naar beneden.
Ik zag de zon tussen de boomtoppen door priemen, alsof ze haar best deed de duisternis in het bos te verdrijven. Tevergeefs lieve zon.
Sinds die nachtmerries had ik altijd zo’n naar gevoel als ik naar het bos keek. Zelfs die prachtige grote wolf kreeg, door het akelige gegrom in mijn droom, een duistere schaduw over zich heen.
Ik pakte mij een mueslibar uit de kast. Hoewel ik geen honger had, vond ik dat ik toch iets moest eten.
Al knabbelend aan mijn mueslireep stak ik mijn schooltas klaar. Ik schoof de notities en de taken tussen mijn mappen en ritste mijn boekentas dicht.
Ik keek even naar de klok om te zien hoeveel tijd ik nog had om met de fiets naar school te vertrekken. Ik besloot dat ik evengoed nu kon vertrekken aangezien ik geen zin had om nog een kwartier doelloos in huis rond te lopen.
Ik nam mijn jeansvest van de kapstok en propte mijn regenjas nog in mijn boekentas. Hoewel de zon volop scheen, hingen dreigende grijze wolken aan de lucht. Ik vertrouwde dat zaakje niet zo, dus mijn regenvest was een voorzorgsmaatregel.
Ik hees mijn boekentas oven mijn schouder en knipte het licht uit in de keuken toen ik naar buiten vertrok.
Een koude windvlaag verwelkomde mij buiten en bevroor het topje van mijn neus. Ik trok even mijn neus op.
Het was nog lang geen winter en toch was het hier al zo koud. Ik stelde me tevreden met het feit dat we niet in Alaska woonden en stapte snel door naar mijn fiets.
Mitch had hem tegen de zijkant van het huis geplaatst met mijn cijferslot aan het wiel.
Ik zette eerst mijn boekentas op het bagagerek, bond het vast en opende het slot. Ik stopte het slot in mijn boekentas en sprong op mijn fiets.
Dit keer mocht ik op mijn gemak naar school fietsen. Ik had toch nog tijd genoeg.
Ik trapte traag en kneep mijn ogen tot spleetjes. De koude wind liet dikke tranen langs mijn wangen rollen. Ik voelde hoe het bloed langzaamaan wegtrok uit mijn gezicht en plaats maakte voor een krijtwit gelaat.
Ik stelde me meteen voor hoe ik eruit moest zien nu. Lijkbleek en donkere kringen onder mijn ogen. Moest ik geen rode blos op mijn wangen krijgen van de inspanning zodra ik af mijn fiets stapte, zou ik net een zombie lijken. Wat een verassing.
Ik zuchtte en schoof mijn fiets in de fietsenstalling.
Er was nog bijna niemand op school te zien, behalve de enkelingen die met de bus kwamen. Die waren elke dag zo vroeg, aangezien we hier zo’n slechte busverbinding hebben. Eigenlijk wonen we hier best afgelegen, realiseerde ik mij.

Reageer (1)

  • WitteMaanWolf

    super goed, hoe jij schrijft!!(Y)

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen