Het was beangstigend, nergens zag ik ook maar een sprankeltje licht.
Nergens was er hoop op een einde te bekennen. Enkel inktzwarte, muisstille duisternis.
Ik kneep mijn ogen dicht, om de onvoorspelbare duisternis buiten te sluiten.

Opnieuw voelde ik die korte windvlaag langs mijn gezicht en iets raakte mijn wang aan. Het gloeide en leek mijn huid te verbranden.
Ik wilde wegrennen, maar ik stond als aan de grond genageld. Ik durfde mijn ogen niet te openen en hoopte dat het voorbij zou gaan.
En dat deed het ook.
De aanraking werd verbroken en mijn huid koelde weer af. Opnieuw streek die windvlaag langs mijn wang. Ik huiverde, maar kon nog steeds niet wegrennen.
Plots hoorde ik een diepe grom, die de stilte van de duisternis doorbrak.
De grom klonk akelig dichtbij en werd steeds luider en dwingender, alsof ik hier weg moest.
Maar ik kon niet weg, ik kon me niet bewegen, ik kon zelfs met moeite ademhalen.
De grom veranderde in een kwade grauw, als een hond die je elk moment aan kon vallen.
Ik dwong mijn voeten zich te verplaatsen, trok ze los van de inktzwarte bosgrond. Ik rende en rende, maar het gegrom werd niet stiller. De duisternis trok niet weg en de vertrouwde bosgeluiden kwamen ook niet terug. Het enige hoorbare geluid was het luide, dwingende gegrom.
Ik opende mijn mond om te schreeuwen, maar ik kon nog steeds geen geluid uit brengen.
Ik voelde mijn longen branden van de inspanning, ik voelde mijn spieren verkrampen. Mijn hart bonkte als een gek tegen mijn ribben.
Als uit het niets hield het gegrom op en werd ik tegen de grond gedrukt.
“Zara! Zaar!” Ik werd compleet door elkaar geschud en opende verwoed mijn ogen. Ik zat in mijn kamer, het was maar een droom.
Mijn vader keek me bezorgd aan.
Ik merkte dat ik hijgde. Mijn hart wou nog steeds uit mijn borstkas springen en het zweet stond onder mijn neus.
“Zaar, alles in orde?” Vroeg mijn pa bezorgd. Hij hield zijn handen op mijn schouders en kneep er stevig in.
“Ja best” loog ik, al wist ik dat de leugen meten ontkracht werd door mijn gejaagde uiterlijk.
“Meid, je schreeuwde zowat de hele straat bij elkaar!” zei mijn pa en hij schudde me nog eens kort door elkaar.
“Echt pa, alles gaat best. Het was een nachtmerrie” zei ik schouderophalend.
Hij keek me wantrouwig aan, maar kon er verder niks op inbrengen. Zijn grip op mijn schouders verslapte en hij liet me uiteindelijk los. Aarzelend stelde hij zich recht.
“Echt pa, het is goed!” zei ik snel. “Ga maar weer slapen”
Hij knikte en stapte de kamer uit.
Ik liet me weer op mijn bezwete hoofdkussen vallen en staarde naar mijn plafond. Mijn kamer was bedenkt met zwarte schaduwen, maar het was niet gehuld in diezelfde angstaanjagende duisternis als in mijn droom. Die droom leek wel werkelijkheid, alles voelde zo echt aan.
Het duister had me volledig in zijn macht. Ik voelde me alleen, alsof de duisternis me helemaal leegzoog. Ik huiverde toen ik er terug aan dacht.
Ik draaide me met mijn hoofd naar mijn raam en keek naar de zilveren maan, dat ene dat ik zo gemist had in mijn droom.
Ik sloot mijn ogen en dwong mezelf weer te slapen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen