Onder de boom in mijn achtertuin bleef hij staan. Ik wist het niet zeker, maar hij leek wel te kwispelen. Hij boog zijn kop naar beneden tot zijn snuit bijna tegen de grond kwam. Net een jonge hond.

Ik ontdooide en stapte dichter naar het raam toe. Zonder het te beseffen was ik aan het glimlachen. En het leek wel of hij terug glimlachte, nog steeds met zijn kop gebogen.
Ik geeuwde. De wolf ging liggen en geeuwde ook.
Plots richtte hij zijn kop op en keek richting het bos met gespitste oren. Hij hield op met kwispelen. De wolf keek nog even kort naar mij alvorens naar het bos te rennen. Het ging zo snel dat ik enkel een vage waas over de omheining zag springen en vervolgens in het bos verdwijnen.
Ik staarde nog wat naar het bos en liet me toen in mijn zetel zakken.
Was dat de flits die ik gisteren dacht gezien te hebben? En zo ja, wat deed die enorme wolf bij mijn huis?
Het was nogal verontrustend, al was ik niet bang. De wolf gedroeg zich veel te tam om gevaarlijk te kunnen zijn. Misschien was et wel een weggelopen hond. Ik schudde mijn hoofd. Honden werden nooit zo groot als een paard. Maar wolven eigenlijk ook niet. Misschien was het een nieuw ras wolven.
Ik lachte om mijn eigen idiote gedachten en hees me weer uit de zetel.
Slapen zou ik nu nog niet kunnen, die vreemde ervaring van daarnet zat nog te vers in mijn geheugen.
Ik knipte het licht in mijn kamer aan en nam mijn tekening die ik eerder die dag had gemaakt.
Ik liet mijn hoofd op mijn handen rusten terwijl ik naar de tekening keek. Gisteren bevatte het nog een enge ervaring, nu werd ik er eigenlijk nieuwsgierig naar.
Ik draaide krullen in mijn haar terwijl ik met mijn andere and mijn potlood zocht in mijn pennenzak.
Ik perfectioneerde de tekening, werkte het hier en daar wat bij en tekende een enorme prachtige wolf tussen de varens in het bos. Hij was lang niet zo mooi als de wolf die ik had gezien, maar perfecter kon ik hem niet tekenen.
Ik besloot om maar in mijn bed te kruipen, ik moest morgen immers naar school. Ik trok mijn donsdeken tot aan mijn kin en rolde mij op een bolletje.
Ik droomde dat ik door de tuin liep. Het was nacht, want ik zag de maan boven de boomtoppen uitkomen.
Ik kreeg opnieuw het beangstigende gevoel dat ik werd bespied, maar hoe ik ook mijn best deed, ik kon gen levende ziel bespeuren.
Naarmate ik verder door het bos liep werd het steeds donkerder totdat ik bijna de bomen niet meer zag.
Een korte windvlaag streek langs mijn gezicht en ik sprong angstig achteruit, maar er was opnieuw niks te bekennen.
Rustig stapte ik verder en tastte met mijn voeten de bijna inktzwarte bosgrond af. Ik huiverde. Er leek geen einde aan de duisternis te komen, integendeel. Het werd steeds donkerder.
Ik wilde schreeuwen om hulp, maar het geluid stierf langzaamaan weg, alsof de duisternis alles tegenhield. Alles opat wat leefde of geluid maakte. Het maakte zelfs de zilveren maan bang, zodat er geen licht meer was.
Het was beangstigend, nergens zag ik ook maar een sprankeltje licht.
Nergens was er hoop op een einde te bekennen. Enkel inktzwarte, muisstille duisternis.
Ik kneep mijn ogen dicht, om de onvoorspelbare duisternis buiten te sluiten.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen