Ik schrok plots wakker. Blijkbaar was ik in slaap gevallen in de zetel met mijn hoofd tegen het raam.
Slaapdronken staarde ik in mijn duistere kamer rond. Op de een of andere manier had ik het gevoel dat iemand me aanstaarde.
Toen mijn ogen de duisternis gewoon waren kon ik mijn deur van de muur onderscheiden. Deze was gesloten.
Ik hoorde mijn pa snurken in de kamer naast mij. Aan zijn gesnurk te horen sliep hij behoorlijk vast, dus hij kon het ook niet geweest zijn.
Ik draaide me weer naar mijn raam. Door mijn warme adem was het raam bedekt met een wazige laag die mijn zicht naar buiten belemmerde. Ik wreef met mijn hand over mijn bedampte raam.
De zon was, zoals ik al vermoedde, volledig aan de horizon verdwenen en een glanzende halve maan had haar plaats ingenomen. En het zachte briesje was vervangen door een ijzige wind, die door mijn open bovenraam naar binnen blies. De boomtoppen dansten hevig heen en weer op de melodie die ze creëerden door hun ritselende bladeren.
Hoe harmonisch het er ook uitzag, het had iets angstaanjagend. Het bos zag er mysterieus en onheilspellend uit in het zilveren licht van de maan. Ik huiverde even.
Plots zag ik beweging in de varens tussen de bomen. Het was een korte flits, maar ik zou zweren dat ik iets zag.
Ik wreef even de slaap uit mijn ogen en keek opnieuw naar de plek tussen de bomen. Maar er was niks meer.
Het bos had weer zijn harmonieuze, onheilspellende ritme aangenomen, zonder enig vertoon van leven.
Misschien had ik het me wel ingebeeld, ik was immers nog maar net wakker geschrokken.
Nog even staarde ik naar het bos, tot er opnieuw een wazige laag op mijn raam verscheen, als gevolg van mijn adem op het koude glas.
Ik rilde opnieuw.
Ik kroop uit de zetel en sloot het kleine bovenraam, zodat de ijzige wind buiten zou blijven. Misschien ook wel omdat ik me dan veiliger achtte.
Ik kroop dit keer in mijn bed en trok de lakens tot over mijn oren. Ik dacht nog even aan wat ik dacht gezien te hebben tussen de bomen. De slaap overviel mij echter snel en verdoofde mijn gedachten.
De rest van de nacht sliep ik zeer onrustig. Mijn dromen gingen steeds over hetzelfde onderwerp, het donkere bos dat zilver oplichtte in het maanlicht. Keer op keer beleefde ik mijn ervaring van daarnet opnieuw.
Het leek zelfs zo echt dat ik wakker schrok van mijn piepende wekker naast mijn bed. Het zweet stond op mijn voorhoofd en mijn dekens lagen half uit mijn bed. Mijn hoofd deed enorm veel mijn, het was alsof het elk moment kon ontploffen.
Ik wreef even over mijn voorhoofd en staarde gedesoriënteerd mijn kamer rond, die nu oranje verlicht was door de opkomende zon.
Ik zuchtte opgelucht toen ik besefte dat ik enkel een nare droom had gehad.
Ik keek opzij naar mijn nog steeds piepende wekker. Half zeven. Ik was hem blijkbaar vergeten afzetten gisterenavond.
Ik zette me recht op de rand van mijn bed en drukte de wekker af.
Mijn vermoeide hoofd zakte weg en vond steun op mijn handen. Zo bleef ik even op mijn bed zitten. Ik wreef mijn natte haar van mijn voorhoofd en stelde me vervolgens recht.
Al geeuwend slofte ik naar de badkamer. Ik duwde de deur open en de warmte kwam me tegemoet. Blijkbaar had mijn pa zich deze morgen gewassen voor hij naar zijn werk vertrok.
De ramen van de spiegel waren aangeslagen dus wreef ik erover met mijn hand.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen