Proloog;
'Mogen we hier wel zijn?' vroeg ik toen we achter een rij struiken stonden te schuilen. Dougie keek om het hoekje van de struiken.
'Sht,' siste Dougie naar mij, wat ik dus opvatte als een nee.
'Wat doen we hier eigenlijk?' vroeg ik, iets zachter dan de vorige keer. Dougie gaf een tijdje geen antwoord, maar bleef om het hoekje kijken. Even later draaide hij zich naar mij toe en grijnsde naar me.
'We zijn nu alleen,' zei hij terwijl hij zijn wenkbrauwen een enkele keer op en neer bewoog en de grijns niet van zijn gezicht haalde.
Plagend sloeg ik Dougie tegen zijn schouder, 'zijn we daarvoor helemaal hierheen gekomen?'
'Onder andere,' Dougie lachte even, 'nee, ik wilde je iets laten zien,' hij stopte even en keek weer om het hoekje, 'en volgens mij is de kust nu veilig.' Zonder nog op antwoord te wachten pakte Dougie m'n hand en trok me langs de struiken, het veld op waar Dougie net de hele tijd naartoe had gekeken.
Toen ik op het veld naast Dougie stond zag ik wat hij me wilde laten zien. Het veld was helemaal open, er waren geen bomen die het zicht konden belemmeren en de lucht was helemaal helder, er was geen enkele wolk te bekennen.
'Wow,' kon ik nog net uitbrengen.
'Mooi he?' hoorde ik Dougie naast me zeggen die zachtjes is m'n hand kneep.
'Zeg dat wel,' glimlachte ik terwijl ik m'n ogen uitkeek naar de sterren die boven me zweefde.
'Ik houd van je, Avery,' fluisterde Dougie nog net verstaanbaar. Ik draaide me naar hem om en keek even in z'n ogen.
'Ik ook van jou,' glimlachte ik en gaf hem een kus op z'n mond, waarna ik mijn handen om hem heen sloeg en even m'n ogen sloot.
Ik was het gelukkigste meisje ooit op dat moment.
Er zijn nog geen reacties.