2.
Meneer Smith zat op zijn stoel voor zijn massief eikenhouten bureau. Hij had een rood potlood in de aanslag , en een manuscript van een of andere onbekende schrijver, die dacht indruk met zijn verhaal te maken op meneer Smith. Meneer Smith zei niets, en streepte de voorbijgaande minuten al vloekend woorden aan in het manuscript. Ik zag een stoel tegen de muur staan en maakte aanstalten om te gaan zitten. ‘Wie heeft u toestemming gegeven om te gaan zitten Meneer Zafón?’ Ik wankelde even en stond toen weer stevig op de plek waar ik binnen was gekomen. David legde zuchtend zijn rode potlood en het manuscript op zijn bureau.‘Gaat u maar even zitten meneer Zafón zij hij met een kalme stem.
Helaas moet ik u droevig nieuws vertellen. U kunt hier niet langer blijven werken. Ik kan het niet meer veroorloven, om je hier te laten werken. Het gaat niet meer goed met het bedrijf. Jij was de laatste werknemer bij ons, die nog een goed en boekwaardig verhaal kan schrijven. ‘En hoe moet het dan met mij?’ zei ik met een overslaande stem. ‘Vanmorgen heb ik een brief gekregen van een goede vriend. Hij heeft je verhaal gelezen, en vind dat je goed genoeg bent om er een boek van te maken. Lees deze brief maar eerst eens’. Een beetje verslagen nam ik de brief aan. Hij maakte de brief open en las wat erin stond.
Beste Meneer Zafón.
Ik zou u graag een aanbod willen doen. Als u om 6 uur stipt in uw hotel ben praten we verder.
Er zijn nog geen reacties.