1.
Een moordenaar zou nooit de eerste keer vergeten, dat hij iemand een mes tegen zijn keel hield. Vanaf dan zou zijn bloed vergiftigd zijn, met het zoete gif van adrenaline. Het moment dat hij zijn verloren ziel prijs geeft onder zijn vermomming, en zijn slachtoffer van het leven beroofd. En dat alles voor een miezerig stukje papier met zijn naam erop en een geldbedrag, dat hij krijgt als zijn taak vervuld is.
Die eerste keer was op een lange en koude dag in december. Ik was in mijn kantoor in Londen City aan het werk met mijn verhaal dat elke zondag in de krant verscheen. Ik schreef misdaad romans. Ik genoot ervan als ik een nieuw verhaal begon. Het personage verscheen in mijn gedachten. Ik wist niet wie het was, en hoe diegene hete. Maar een ding wist ik zeker, diegene zou mijn beste vriend worden totdat ik het verhaal afhad en weer verder mocht met een nieuw stuk voor volgende week zondag.
Op een gegeven moment hoorde ik mijn stem door de intercom schallen: ‘Wil meneer Zafón zo snel mogelijk zich melden bij de directeur’. Mijn blik verstarde, het zielloos geluid van het getik op mijn laptop hield op. Met lood in mijn schoenen, stond ik op en liep naar de deur. Niet wetende wat ik moest verwachten. Al schoorvoetend kwam ik bij de deur aan van de directeur. Er stond met strakke maar deftige letters David Smith op. Ik klopte op de deur.’Binnen’ zij een man met een lage en deftige stem. Ik pakte de deurklink vast en ging naar binnen. Ik kwam terecht in een vreselijke geuren combinatie van zweet en sigaren rook.
Er zijn nog geen reacties.