Deel 3
“Ik werd cadeau gedaan aan de Koningin, om mijn gave. Ik had het er best naar mijn zin, al miste ik mijn ouders en familie natuurlijk wel. Maar na een lange tijd in het kasteel te hebben gewoond, vergat ik hen gewoon. Elke week, op maandag, moest ik voor de Koning verschijnen. Ik kreeg de mooiste kleding aan en er werd me verteld beleefd te zijn. Op die dag moest ik mijn gave gebruiken om te zien wat de vijand, zoals zij ze noemde, van plan was. Naïef als ik was, vertelde ik haar dat. Zo wist ze hoe ze haar volk, en mij, moest beschermen voor het kwaad. Ze liet me echt geloven dat de elven slecht waren, terwijl het juist andersom was en zij hun dorp wilde veroveren, zodat ze de baas was over alles. Na twintig jaar gevangen te hebben gezeten in het kasteel, had ik er genoeg van. Ik wilde naar buiten, ik wilde frisse lucht en ik wilde met andere mensen praten dan alleen haar bedienden. Ook wilde ik haar niet meer helpen, omdat ik zag hoeveel levens mijn gave koste. Ik zat er erg mee en raakte in een dip. De Koning besloot dat ik wel even naar buiten mocht, maar dan wel onder toezicht. Ik was haar dankbaar en besloot dat te uiten door haar weer te helpen met mijn gave. Maar naarmate de jaren volgde, voelde ik me steeds slechter en slechter en wist ik dat wat ik deed niet goed was. Ik wilde niet meer, echt niet meer en zei haar dat. Ze werd ontzettend kwaad en besloot dat ik straf had verdiend. Ze sloot me op en liet elke week iemand komen om te vragen of ik al van gedachten was veranderd. Mijn antwoord was altijd nee. Ik wilde niet meer slecht zijn, geen moordenaar meer zijn.”
Er zijn nog geen reacties.