Chapter OO3
Ineens lopen ze alle drie snel weg, maar als ik door heb waarom, is het al te laat. Pieters moeder staat nog geen 5 meter bij me vandaan en ze wenkt me. Zoals al de hele dag loop ik gehoorzaam naar haar toe. ‘Rondje door de tuin maken? Alleen. Jij en ik.’ En zwijgend loop ik met haar mee. ‘Weet je waar ik altijd bang voor was?’ Ik reageer niet in de hoop dat zij nu ook stil zal zijn. ‘Lelijke kleinkinderen. Ik weet zeker dat jij en Pieter leuke kinderen zullen krijgen.’ Oh gosh. ‘Want met jou is niets mis hoor. Er zijn er natuurlijk mooiere… Maar ja, je kunt niet alles hebben.’ Ik doe net alsof ik dat niet gehoord heb en sta op het punt zogenaamd flauw te gaan vallen, zodat ik naar huis kan gaan en dit allemaal niet hoeft te gebeuren. ‘Ik had rood gezegd! Rode rozen!’ wordt ik abrupt uit mijn nog niet uitgewerkte plan onderbroken. ‘Whatever, verf ze.’ Ze kijkt me boos aan, maar weet nog een gemene uitspraak te onderdrukken. Ze praat verder over een aantal allergiën van Pieter, maar ik luister al niet meer. Ik bekijk de tuin rustig, en voor de zoveelste keer deze dag, denk ik terug aan mijn vader. Hij had me nooit verplicht met Pieter te gaan trouwen. Bovendien leven we al lang niet meer in zo’n tijd. Ik ben amper 18, ik hoor te gaan studeren en de tijd van mijn leven te hebben, en niet uitgehuwelijkt te worden aan zo’n kwal omdat mijn moeder haar rijke leventje weer terug wil. ‘Zeg, luister je wel?’ ‘He, wat?’ Schrik ik op. ‘Pieter. Je moet oppassen met gekruid eten, daar kan hij niet zo goed tegen…’ En op dat moment ben ik er klaar mee. Ik wil dit leven niet leiden. Ik wil niet het leven leiden dat anderen voor mij bepalen. Ik wil mijn eigen leven lijden. En op dat moment zet ik het op een lopen.
Reageer (1)
hehe.
waar ken ik dat toch van. x]
snel verder! 1 decennium geleden