Sneeuwvlokjes dwarrelen dansend naar beneden. Af en toe vindt er een aanraking plaats. Eén sneeuwvlokje zweeft zigzaggend richting een schim. Hij lijkt te twijfelen, maar zweeft uiteindelijk op de stroming van de wind mee naar de schim. Hij landt weifelend op de kille wang van de schim. Waar een sneeuwvlokje normaliter zou smelten door de warmte, afgegeven van het lichaam, glijdt het sneeuwvlokje vrijwel meteen naar beneden, onaangeroerd. Hij dwarrelt verder tot hij de grond raakt. Meteen op dat moment valt er een grote schaduw over de grond. Gevolgd door een laars die de sneeuw wegschuift.’Vervelende sneeuw,’ mompelt de schim. Het licht van de lantaarn valt op zijn gezicht, en streelt langs zijn lange haren. Een gezicht wordt zichtbaar. Afstotelijk. Hij strijkt snel het haar voor zijn gezicht langs en richt zijn blik naar de grond. Zijn hoed wordt een stukje naar beneden getrokken en de man sloft verder. Zijn pas wordt onderbroken. Een zingend koortje loopt op de man af. Hij grijpt naar de uiteinden van de jas, trekt zijn armen verzuurd langs zijn zij en maakt een sissend geluid. ‘Wegwezen! Scharminkels!’ Hij herstelt zijn pas, en loopt langs de winkels. Waar zijn spiegelbeeld af en toe voorbij flitst in de etalages. Door de winkelstraat klinken verschillende Kerstliederen, “So this is Christmas.” Een grijns verschijnt op de man zijn gezicht. ‘Ja, dit. Dit is Kerst,’ en hij maakt een afwijzend gebaar.

Hij loopt verder. Vanuit een steegje klinkt gegiechel. En voordat hij het doorheeft, wordt hij bekogeld met sneeuwballen. De sneeuw glijdt langs zijn nek. Door naar zijn rug. Geen rilling, niks. Hij spreidt zijn armen, ‘Niets stoot mij van mijn troon.’ Meer gegiechel weerklinkt vanuit het steegje. Hij stapt op ze af. Furieus. ‘Niemand valt een heer in de rede.’ Vanachter zijn keel klinkt een diep gerochel. Zijn mond vult zich en zo snel als de kwajongens weg willen rennen, zo snel spuugt hij raak. ‘Scheer je weg!’ Nonchalant loopt hij door. Zijn passen worden groter. Triomfantelijk begint hij te lopen. Hij haalt zijn neus op en drukt zijn hoed omhoog. Elke voorbijganger kijkt hij doordringend aan. De bestemming bijna bereikt. Een steeds dichterbij komend lichtshow. Letters beginnen een woord te vormen: “ Café ‘Utopia’”. Hij snelt zich naar de ingang van het café en kijkt gulzig naar de opgestelde rij flessen. Hij bekijkt ze allemaal aandachtig. Zijn blik valt op een gouden etiket, “La terre promise”. Hij maakt een gebaar naar de barman. Zijn handen wrijven tegen elkaar en een grinnik ontstapt langs zijn lippen. ‘Dit is Kerst. Het perfecte Kerstcadeau.’ Het glas, eenmaal gekregen van de barman, zet hij vrijwel meteen aan z’n mond. Na meerdere glazen gedronken te hebben, begint er zich een waas voor zijn ogen te vormen. Een mengeling van geluiden komt op hem af. Hij bedekt zijn oren en slaakt een kreet van paniek. Voordat hij het weet ligt hij te kronkelen op de barvloer. Een kakofonie aan geluiden belast zijn oren. Het gaat door merg en been. Met een glazige blik kijkt hij om zich heen. Verschillende sluiers wezens lijken om hem heen te draaien, steeds herhalend. ‘Verdoemd tot vergetelheid.’ In een fractie van een seconde ligt de vloer bezaaid met cadeautjes. Maar net zo snel als ze er lagen, net zo snel beginnen de vlammen erom heen te slaan. Ze strelen langs de cadeautjes om ze vervolgens te verslinden. Kindergejank vult zijn hoofd. Instinctief vouwt hij zich op tot de foetushouding. Waar hij eerst zoveel haat voelde jegens de Kerst, voelt hij zich nu vervuld van wanhoop. Net als het lijkt afgelopen, stapt er een wezen in rode kleding op hem af met in zijn hand een glimmend voorwerp. Even ziet hij het gelaat van het wezen in het glimmende voorwerp. Vol afschuw draait hij zijn hoofd weg. Net als het voorwerp van het wezen zich in zijn borstkas probeert te boren, schrikt hij wakker in zijn bed. Het zweet druipt vanachter zijn oren langs zijn nek. Het gooit de dekens van zich af en slentert naar het raam. Hij duwt het raam open en laat zijn hoofd over het venster hangen, hijgend. Wanneer hij zijn hoofd omhoog brengt, ziet hij dat de stad overgenomen is door lichtjes. Rode, groene, gele lichtjes. Zijn eens zo strenge blik, stroomt over van het licht. Een gevoel van euforie vult hem op. Zijn bloed lijkt warmer te worden en verspreidt zich door zijn aderen. In een opwelling rent hij naar beneden. Een onbeschrijfelijk gevoel van warmte stroomt door zijn lichaam. Hij opent zijn voordeur en blijft even staan. Hij maakt een diepe adem en kijkt glunderend naar de mensen op de straat. Vaak bepakt met veel cadeautjes, of lopend met kinderen aan elke hand één. Links van hem klinkt een zingend Kerstkoortje.

Stille nacht, Heilige nacht,
David's zoon lang verwacht.
Die miljoenen eens zaligen zal,
Wordt geboren in Bethlehems stal.
Hij, der schepselen heer,
Hij, der schepselen heer.
Hulp'loos kind, Heilig kind,
Dat zo trouw zondaars mint.
Ook voor mij hebt G'U rijkdom ontzegd,
Werd G'in stro en in doeken gelegd.
Leer m'U danken daarvoor,
Leer m'U danken daarvoor.
Stille nacht, Heilige nacht,
Heil en vree wordt gebracht.
Aan een wereld, verloren in schuld,
God's belofte wordt heerlijk vervuld.
Amen, Gode zij d'eer,
Amen, Gode zij d'eer.


Hij wrijft over zijn schouder, ‘Dit is Kerst.’

Mijn gekozen kaarten: De kluizenaar & het oordeel.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen