Now it's my turn

Daar lag je dan in je kist. Nooit had ik zoiets gevoeld bij iemand. Wij waren één. Je zou kunnen denken dat als jij dood was ik dat ook moest zijn. Maar nee, hoor. Juist ik bleef weer leven, terwijl ik liever bij jou had gelegen. Ik werd hier gekweld en jij had het weer goed. Jij dacht altijd dat ik alles goed vond en nooit haat jegens jou gevoeld heb, maar nu. Nu voel ik haat tegen jou en tegen mezelf.

We zijn nu dan wel voor altijd bij elkaar, maar ik voel die afstand. Het is niet meer zoals het was. Jij kreeg een harstilstand en je was weg. Hoe kon je zo snel weg zijn. Vond je het wel genoeg? Hoe kun je je ouders zo achterlaten, bedroefd. Ik was in eerste instantie heel blij dat je voor mij koos, maar was je beslissing niet te haastig? Nu het zo gegaan is en we voor eeuwig bij elkaar zijn, voel ik dat je niet lekker in je vel zit. Het liefst had ik je terug gestuurd. Weg met jou. Doe wat je moet doen. Leef weer gelukkig. Helaas gebeurt dat alleen in sprookjes, en dit was geen sprookje. Het was een griezelverhaal. Een nachtmerrie.

Je zult wel denken. Klopt dit wel? Ik dacht dat het nu goed was? We zijn eeuwig bij elkaar en het is beter zo. Zo is het nou juist niet. Helaas je bent op het verkeerde pad gebracht. Ik zal je het een en andere bijspijkeren. Het leek zo goed te gaan tussen Siri en mij, maar er speelde op de achtergrond meer af. 'Jij bent mij, ik ben jou. Siri is Iris en Iris is Siri. Onafscheidelijk.' Ha-ha.

Ik moest mijn tijd maar zien te vullen met op jou wachten. In deze wereld waar ik leef is simpelweg niks te doen. Jij hebt mij hier verstopt. Toen jij klein was had je veel fantasie net zoals elk ander kind, maar bij jou vormde al die fantasie mij. Jij sloot me maar op in je hoofd. In je droomwereldje, als een dier die tegen zijn wil in een kooi zit. Ik was er niet blij mee, maar als jij er was vergat ik dat en was het goed, maar natuurlijk als jij weer weg was kreeg ik weer tegenstrijdige gevoelens. Zo ging het dus altijd. Een persoon verteld een verhaal dat hij/zij goed wil laten overkomen, maar tegelijkertijd gaat het helemaal niet goed.

Ik houd van Siri. Begrijp mij niet verkeerd. We zijn als zusjes, onafscheidelijk. Wij zijn elkaar. Als jij je rot voelde, voelde ik mij ook rot. Ik had er niet om gevraagd, maar toch was het zo. Jouw regels golden en ik had geen inbreng. Ik moest je steunen, maar als er om mijn mening gevraagd werd kon ik me beter stilhouden. Siri’s wil is wet, en Iris is maar een hersenspinsel. Toen je nog klein was, dacht je niet zo. Jij zag me overal verschijnen. Je ouders dachten dat je tegen je knuffel praatte, maar eigenlijk had je uren lange gesprekken met mij. Ik wist toen niet beter. Ik was nog klein en jij was nog klein. Ik hield er altijd van om met jou te spelen totdat je mij "verbande" tot deze wereld, de droomwereld. Zolang het jou goed uitkwam zag je mij. Als ik jou wilde zien, ho maar.

Siri zag de tranen op haar ouders hun gezicht verschijnen. Ze voelde zich schuldig, maar wist ook niet goed wat er aan de hand was. Alles vervaagde. en daar zat jij dan met mij in het weiland. De beuk stond weer in volle bloei en we hielden elkaars hand vast.

'Eind goed, al goed,' zou je zeggen, maar het verhaal is nog niet afgelopen. We zeiden namelijk niks tegen elkaar. Ik dacht dat we nu eindelijk tijd voor elkaar hadden, maar jij had andere dingen aan je hoofd. Je miste alles en iedereen. En ik dan? Vroeg ik me af. Voor mij had je geen tijd.

Daar zaten we dan met zijn tweeën tegen de beukenboom aan. Jij zei niks, ik zei niks. We droegen beide hetzelfde jurkje. Jij droeg alleen een blauwe en ik een roze. Jouw blonde krullen dansten in de wind. Het leek net of de wind alleen bij jou danste. Bij mij was het stil. Ik voelde me best wel alleen op dat moment, ondanks dat je dicht bij mij zat. 'We zijn met zijn tweeën, nu. Voor altijd,’ zei ik. Ik dacht dat het nu juist leuk zou worden. Wat zo leuk begon zou nu veranderen.

Ik hield van die tijd dat jij nog klein was. Toen jij geboren werd, was ik er al. Ik zag hoe blij jouw ouders met jou waren en was jaloers. Ik zou pas later in jou leven komen en dan zou je blij met mij zijn. Jij leerde mij kennen toen je werd voorgelezen door je moeder. Het verhaal ging over een jongentje en zijn onzichtbare vriendje. Je hield zoveel van dat verhaal en zo ging je er ook helemaal in op. Het verhaal is de oorzaak van dit alles. Was er geen verhaal, dan was ik er niet. Je kwam niet goed mee op school. Je zat totaal in je eigen wereldje. Daar ontmoette jij mij.

Ik loop door het weiland, en kijk om me heen. De beukenboom staat in de bloei. Ik kijk omhoog en besluit om te gaan liggen. De wolken beginnen langzaamaan vorm te krijgen. Een pluisje valt op mijn neus met als gevolg dat ik moet niezen. Ik sta op en loop naar de boom toe en ga er met mijn rug tegenaan zitten. Ik zit dan even rustig en hoor iets. Ik spits mijn oren, 'Wie is daar?' Ik klem mijn handen om de boom en probeer overeind te komen, maar in een moment van onbalans, val ik om. Dan is het opvallend stil en als ik omhoog kijk zie ik twee nieuwschierige ogen mij aankijken. 'Hoi. Ik ben Siri,’ zei het meisje, 'Ik ben Iris.' En een glimlach verscheen op onze gezichten.

Tijdens onze ontmoeting, werd alles ineens voor jou duidelijk. Je zou het kunnen zien als de bewustwording van mij. Maar wat jij niet wist, was dat ik er al die tijd al was. Ik dacht en voelde met je mee. We speelden samen en we bouwden een band op. Ik kon niet zonder jou, jij kon niet zonder mij. Als je dan ging slapen, kwamen we elkaar weer tegen. Soms was je zomaar ineens weg. Ik gilde het dan uit en zocht je overal, maar dan was je nergens. Verdwenen als sneeuw voor de zon. Ik probeerde mezelf dan op te vrolijken, maar ik had niet zoals jou liefhebbende ouders die je weer in slaap wiegden. Ik moest alles zelf doen. Je werd ouder en ik werd ook ouder. Een belangrijk detail was wel dat we bij onze ontmoetingen er nog net zo uitzagen, als bij onze eerste ontmoeting. Ik merkte dat je interesse kreeg voor andere dingen. Ik voelde mij dan ontzettend eenzaam. Soms hielp jij mij bij het onderdrukken van dat gevoel, maar er waren soms van die momenten. Jij kreeg vriendinnen en ik niet. Jij was mijn enige vriendin. Jij was mijn enige mij. Als jij me dan alleen liet, kwamen de gruwelijkste gedachten in mij op. Ik kon er absoluut niet tegen dat je mij zomaar alleen liet. Ik snapte jou niet. Ik snapte jouw wereld niet. Op een gegeven moment kwam je helemaal niet meer. Ik wist toen nog niet wat er aan de hand was. Ik voelde afschuw jegens jou. Hoe kon je me zomaar alleen laten? Je had me laten stikken! Ik maakte mijzelf dit elke keer wijs. Ik begon er op den duur ook nog in te geloven, maar tegelijkertijd miste ik je zo enorm. Ik dacht dat het mijn schuld was, omdat ik nogal boos op je was. Ik was boos op je om het feit dat je andere dingen ging doen en mij liet staan. Achteraf gezien heb ik daar begrip voor. In deze lege wereld kon ik niks, maar jij kon alles in die wereld van jou. Je kon niet alleen met mij leven. Ik dacht met je mee op de moeilijke momenten. Je ouders begonnen zich op den duur ook al af te vragen wat er aan de hand was. Ik fluisterde je dan toe dat je het niet moest zeggen. Ik wilde dat je zo snel mogelijk naar mij toe kwam, maar diep in mijn hart wist ik allang wat er aan de hand was. Ik voelde me daarom ontzettend schuldig. Ik voelde mij soms zo ontzettend jaloers, omdat jij allerlei mensen om je heen had, maar ik had alleen jou. Ik wilde alleen jou.

Jouw ouders waren bezorgd. Je kon wel zeggen dat het hen slapeloze nachten bezorgden. Jij vond het waarschijnlijk enorm lastig. Op die momenten speelde je doof, Oost-Indisch doof. Nog steeds weet ik dondersgoed dat dat kwam door mij. De egoïst. Jouw ouders, daarentegen, vroegen maar door. Na lang overleg, besloten wij toch maar dat jij het moest zeggen. Natuurlijk hield jij je mondje dicht over mij, maar die slapeloze nachten, dat kon zo niet langer. We gingen samen met jouw ouders naar de dokter. 'Verdere onderzoeken in het ziekenhuis,’ zei de dokter. Ik zag de gezichten van jou en je ouders betrekken. Ik voelde dat jij je niet goed voelde. Door mij voelde je je slecht terwijl jij zelf de situatie volledig in de hand had. Ik voelde me slecht, jij voelde je slecht. Je ging naar het ziekenhuis om onderzocht te worden. Je moest vaak onderzocht worden. De tijd verstreek en ik voelde steeds meer hoe de afstand tussen ons groeide. Er moest iets gebeuren. We moesten elkaar weer zien.

'Het is erfelijk. Jij hebt het waarschijnlijk ook.. we weten niet hoe het zich zal uitbreiden, maar de vooruitzichten zijn niet gunstig.’ Ik snapte het niet, en jij voelde dat. Ik had nooit familie gehad. Ik had alleen jou. Je ging vaker naar het ziekenhuis. Je uiterlijk veranderde geleidelijk aan. Ik vergeleek mijzelf met jou, maar de gelijkenissen verdwenen. Ik schrok ervan dat je er zo uit ging zien, maar ik hielp je door elke tegenslag. Ik praatte je moed in. Ik moest wel, want anders zou ik zelf ook neergaan. We zagen de positieve dingen weer en probeerden er iets van te maken.

Het moment kwam daar dat we elkaar weer zouden zien. Je moest een lang durende operatie ondergaan en dan zouden we elkaar weer zien. Ik vond het vreselijk spannend! Ik had zoveel te vertellen en jij mij ook.

Ik zat met mijn rug tegen de boom, net zoals jij. We zeiden niks, maar hielden ons stil. We keken naar de wolken en wezen af en toe als we er figuren inzagen. De stilte werd onderbroken... de bladeren van de beukenboom die altijd in bloei stond, begonnen langzaam aan te vallen. Er brak een nieuw moment aan, maar we voelden beide dat dit anders zou zijn. Ik voelde mijn krachten wegnemen, jij voelde je krachten wegnemen.

Ons gezamenlijk moment was weer afgelopen. De operatie was goed verlopen. De artsen waren erg positief. Je ouders kwamen af en toe langs, terwijl het geluk hun gezicht sierde. ‘De operatie is goed gegaan. We hebben weer goede hoop.' Ik voelde dat je moeder jouw hand vasthield en ik keek vluchtig naar mij eigen hand, die begon te tintelen. Je kreeg de hele dag visite van verscheidenden mensen. Je hield je gesprek met hun en keerde je dan weer tot mij. Je dacht aan mij en ik dacht aan jou.

"Drup, drup, drup" We telden de regendruppen die op onze handen vielen. Het was een regenachtige dag en we zaten bij de boom. Af en toe werd de bladerdos onderbroken door een leegte. Terwijl het sneller begon te regenen, scholen we onder de nog vastzittende bladeren, waar af en toe een eigenwijze drup vanaf geleed. Pardoes, op jouw hoofd. We zwegen en keken elkaar aan. Wij hebben veel meegemaakt. Jij en ik. We zijn onafscheidbaar. Wij blijven bij elkaar, voor altijd. Mijn mond krulde zich tot een glimlach en jouw mond volgde, verlengde mijn glimlach. De boom leek te zuchten. Een diepe zucht. Even overheerste de stilte, tot een ondeugend blaadje naar beneden dwarrelde, de grond streelde en de stilte voorzichtig onderbrak. Ik richtte mijn blik naar boven en zag dat jij aanstalten maakte om te gaan staan. Ik greep naar je hand. 'Kom, we gaan een stukje lopen.' Onze handen leken samen te smelten en samen liepen we het bospad op. Ik keek voor me uit. Als in één klap voelde ik je hand niet meer. Ik keek opzij, maar zag niks anders dan bomen. Mijn lint, mijn cadeau aan jou, lag onaangeroerd op het bospad. Ik raakte het lint aan en voelde een traan langs mijn neus glijden. Ik ving hem op in mijn hand.

Na dat moment voelde ik plotseling een rilling over mijn rug gaan. Ik sloot mijn ogen en opende ze meteen verschrikt. Ik stond ineens naast jouw bed. Tussen allerlei mensen met witte jassen aan. Wat deden ze bij jou? Wat deden ze bij mijn Siri? Wat was er aan de hand? Zodra de mensen met de witte jassen je aan gingen raken, voelde ik dat ook. Dit gevoel had ik nog nooit ervaren.. en ik hoopte dat ik dat ook nooit meer mee zou maken. Het voelde net of we op dat moment voor eens en voor altijd samen smolten. Ik voelde dat jij leegliep. Ik liep ook leeg. Ik dacht niets meer. Ik voelde niks meer. Een zwart gat.

'We zijn met zijn tweeën, nu, voor altijd!’ Was het enige wat ik kon uitbrengen. Ik voelde de vlinders in mijn buik,. Ik voelde me blij, vrolijk. Iets zei me dat dit niet goed was, maar ik negeerde dat gevoel. We waren nu immers altijd bij elkaar. Je ouders waren er minder blij mee. Duizenden tranen gleden over hun gezicht. ‘We zijn onze dochter kwijt,’ zeiden ze met een snikkende stem. Mijn jaloerse gevoel was weg, maar in plaats van dat voelde ik me ontzettend schuldig.

Ik zie je nu rustig in je kist liggen en je staat naast me. Je legt je hand op het levenloze lichaam en keert je om. Er zitten allemaal mensen met verdrietige gezichten. Jij en ik. Siri en Iris. Wij zijn wij. We zijn nu voor altijd bij elkaar, en ik haat je. ik word overspoeld met haat gevoelens. Ik houd me stil. Ik moet verdergaan met jou en samen maken we er wat van. Ik leef niet meer alleen in deze wereld. Jij bent er nu ook. Nu voel je hoe het is! Hoe ik me altijd voelde.. Ik zal alles nog aan je uitleggen, maar eerst laten we het rusten.

En daar zat ik dan met jou in het weiland, de beuk stond weer in volle bloei en we hielden elkaars hand vast. Ik ben jou, en jij bent mij.

Reageer (21)

  • SpringRain

    *stilte* Mijn woorden zijn op.

    1 decennium geleden
  • Sepulchrum

    Dit is echt prachtig geschreven!

    1 decennium geleden
  • Lindalover

    omg een quiz heeft wel meer dan 2 vragen en gij doet er een dat is presiec een storry
    (dance)

    1 decennium geleden
  • Galvanize

    Is sprakeloos.

    1 decennium geleden
  • Mirabilis

    Waaaa.
    Dit verhaal is echt mooi.

    KOMEN ER NOG MEER DELEN NYNKO?

    *vioolspelende*

    SNEL VERDER, ACCORDIE.

    x.

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen