Als het moet ben ik moedig
de volgende ochtend was ik heel vroeg wakker.
het was 4.00 toen ik op de wekker keek. eigenlijk veel te vroeg maar ja, ik kon toch niet meer slapen.
voorzichtig stond ik op zonder enig geluid te maken.
Siëna sliep namelijk nog.
ik liep naar beneden, het was griezelig stil. buiten was niemand, een mist verhulde de straat.
het enige dat echt zichtbaar was waren de lantarens.
de sleutel hadden ze laten liggen zodat ze niet vroeg op hoefden om mij uit te laten.
snel opende ik de deur, er was iets aan de hand. ik wilde zo snel mogelijk weg.
de deur open, het was koud, de rillingen liepen over mijn rug, een zwarte schaduw zag ik bewegen.
mijn fiets had ik laten staan, snel van het slot.
ik wilde opstappen, gekraak van takken kwamen achter me vandaan.
mijn adem stokte.
snel sprong ik op mijn fiets en trapte ik zo hard als ik kon.
geluiden bleven me achtervolgen, de mist leek dikker te worden.
de angst nam toe.
plots stond er iets voor me, ik remde. precies op tijd stond ik stil.
voor me stond een jongen, zijn ogen waren rood, wat was hij.
iemand sprong over mij heen.
ze grijnsden naar mij.
"Wie zijn jullie?" mijn stem trilde, ik was zenuwachtig.
"Onze namen hoef je niet te weten, daar heb je niks aan in het hiernamaals."
ik slikte.
kon deze dag nog gekker worden.
ik keek om me heen. nog steeds was er niemand, het leek wel alsof niemand iets doorhad.
de enige die iets kon doen was ik, ik moest moedig zijn. niemand vermoord mij!
"Rot een eind op!" ze knipperde met hun ogen, blijkbaar hadden ze dit niet verwacht.
ik dacht aan wat mijn zus lang geleden had gezegd, toen ze nog aardig was.
als je moedig bent kun je alles, alles zal voor je wijken.
ik ademde diep in.
net toen ik op ze in wilde rijden hoorde ik een stem, het leek bekent.
"Haar moeten jullie niet hebben, zij is de verkeerde, niet degene die jullie willen."
ik draaide me om, er stond een man, een zwarte mantel een masker, maar wat mij het meest opviel was zijn haar, net zo wit als die van onze bezoekers. Lucius en Draco.
"Lucius Malfidus, wat ben jij?"
allemaal keken ze me verschrikt aan.
"Waarom denk je dat ik hem ben?"
"Je wit blonde haar, dezelfde lengte en dezelfde lichaamsbouw."
"Wat is het toch in jullie familie dat jullie alles zien?"
"Gaat je niks aan! En wat is jouw connectie met deze freaks en achter wie zitten ze aan?"
de twee achter mij keken boos door mijn woorden.
"Zoals jij net zij, het gaat je niks aan."
"Aan de kant, eikels1."
nu waren ze helemaal boos, maar ze deden me niks dankzij Lucius.
snel ging ik verder, op weg naar huis, de mist begin een beetje minder te worden. het had iets met hen te maken.
eindelijk had ik ons huis bereikt. de deur stond op een kier.
ik pakte de bezem die buiten stond, ik ging ervan uit dat er inbrekers zouden zijn.
de deur kraakte toen ik open deed.
op de bank zat iemand.
Reageer (1)
sorry dat ik zo laat pas je hoofdstuk lees.
1 decennium geledenword helemaal gek van het huiswerk,
maar wel een top hoofdstuk.
xx