8. Déja vu
Ik stopte niet met rennen.
Niet toen ik Sam hoorde roepen.
Niet toen ik wolven achter me hoorde.
Niet toen ik ze even later moest ontwijken om verder te komen.
Niet om te veranderen.
Niet tot ik ergens in the middle of nowhere in elkaar zakte.
Het eerste wat ik wist toen ik wakker werd, was dat ik dit gevoel kende.
Het duurde niet lang tot ik weer besefte wie ik was, en waar ik het gevoel van kende. Van het klif.
Ik deed mijn ogen open, en gelijk weer dicht.
Wat deed al dat zand hier?
Of een betere vraag: wat deed ik bij al dat zand?
Ik herinnerde me Sam, hoe hij weer normaal tegen me had gedaan. En daarna...
Wat een klootzak.
Ik zuchtte, en merkte toen pas dat ik nog steeds wolf was.
Ik krabbelde overeind en keek om me heen.
Great, ik zat echt in the middle of nowhere, waar ik ook keek, ik zag alleen woestijn. Wat moest ik in een woestijn? No way dat hier vamps zaten.
Ik bemerkte de bloeddorst in mijn gedachten. Ik had blijkbaar zin om iets af te slachten, en bij voorkeur iets waar ik me later niet schuldig over zou voelen.
Ik vroeg me af hoeveel ik over Sam aan het denken zou zijn als ik nu mens was.
Nog steeds gedesoriënteerd door mijn uitputting van de avond ervoor begon ik te rennen.
Alhoewel, rennen, het was meer strompelen. Ik mocht nog wel uitkijken als ik nu een bloedzuiger tegenkwam.
Opeens herinnerde ik me iets wat de gedachtenlezer ooit had gezegd. Dat we geen weerwolven waren maar 'vormveranderaars'. Ik snoof, als ik tegen een vamp opliep kon ik mezelf altijd nog in een mug veranderen ofzo.
Wacht eens even.
Ik snoof opnieuw.
Godver, waarom waren er alleen vamps als je ze absoluut niet nodig had?
Reageer (6)
haha geweldig ze kan altijd nog in een mug veranderen
1 decennium geledensnel verderrr
xx