At the Cullens.

Charlotte
De volgende dag: school. Yay. Moeizaam kwam ik uit bed, ik had slecht geslapen. Ik kon gisteren maar niet in slaap komen: Julie’s verhaal had me erg aangegrepen. Ik had nooit kunnen bedenken dat haar verhaal zo afschuwelijk kon zijn. Maar wat me nog het meest raakte was hoe ze mij vond. Dood. Althans, zo leek het. Ik leek net zo dood als mijn ouders, die waren geslagen net zo lang totdat ze niet meer ademden. Ik wist er niks meer van, ik was nog geen 3 jaar. Maar de doodsangst en het verdriet om mijn ouders, ja, die herinner me ik nog precies. Maar ik snapte niet wat er gebeurde daarna, ik weet sowieso niet veel van wat er toen gebeurde. Toen ik helemaal alleen was... Ik groeide op bij Julie en dacht er niet veel over na. Ooit ga ik misschien wraak nemen op degene die mijn ouders dit aangedaan heeft...
Maar goed. First things first. School.
Ik zag er tegenop, maar ik wist dat ik er niet onderuit kon komen.
Op school aangekomen moest ik eerst een briefje inleveren en kreeg ik mijn rooster. De eerste uren vlogen voorbij, ik was er alleen niet bij met mijn gedachten. Pauze. Ik liep naar de aula en keek er vluchtig rond. Ik wilde zojuist een broodje kopen, toen er via een deur aan de linkerkant drie personen binnen kwamen. Mijn blik bleef op hen rusten. Ze liepen enorm sierlijk, zelfs de twee jongens die erbij waren. Te sierlijk. En ongelooflijk mooi. Voor een mens dan. Ik wist wel beter. Ik herkende een vampier als ik er een zag, daar had mijn ervaring met Julie wel voor gezorgd. Een van hen, een donkerharig meisje dat een paar jaar ouder was dan ik, keek me aan met haar fonkelende ogen. Ik had het gevoel dat ze wisten dat ik hun geheim kende. Het meisje kwam op me afgelopen.
‘Hoi,’ zei ze tegen me, ‘ik ben Alice.’
‘Hee,’ het klonk ongeïnteresseerd zoals ik het zei, ook al was dat niet mijn bedoeling. ‘Ik ben Charlotte.’ Zei ik op een aardigere toon.
‘Weet ik.’ Antwoordde ze. Ik keek haar verbaast aan. ‘Jij bent nieuw hier.’ Het was geen vraag, het was een constatering. ‘Kom met ons mee.’ Zei Alice, en ik volgde braaf; wat moest ik anders op deze vreemde school? Ik was niet bepaald sociaal aangelegd.
We voegden ons bij de twee jongens, die Jasper en Emmett bleken te heten. Met z’n vieren liepen we naar een auto, die van hen was nam ik aan. Ik had geen idee waar ze heen wilden.
‘Stap in.’ Nodigde Alice uit. Wazig keek ik haar aan. Wat had dit nou weer te betekenen? Ik dacht aan wat Julie hier van zou vinden. Ik besefte dat zij natuurlijk al lang dat er ook nog andere vampiers waren in Forks dan alleen zij: dat kon ze ruiken.
‘Stap nu maar gewoon in.’ Drong de blonde jongen die Jasper was aan, maar niet op een onvriendelijke toon. Ik keek hem een seconde aan, haalde mijn schouders op, en stapte in.
Snel reed Alice de parkeerplaats af. Ik opende mijn mond om wat te vragen.
‘Wacht gewoon.’ onderbrak Emmett me nog voor dat ik iets zei. Ik deed mijn mond snel weer dicht.
We kwamen aan bij een groot huis, en de anderen liepen snel naar binnen. Ik volgde, niet wetend wat ik anders moest doen.
Toen we eenmaal binnen waren stelde Alice me aan iedereen voor: haar ‘vader’ Carlisle, Esmé haar ‘moeder’, Rosalie en Edward, haar broer en zus. Ik schudde iedereen beleefd de hand.
Ik was geschokt door hun uitzonderlijk knappe uiterlijk.
Toen ik iedereen gehad had vroeg ik: ‘Eh, waarom ben ik hier eigenlijk?’
‘We wilde je wel eens ontmoeten.’ Antwoordde Carlisle.
Ik keek hem droog aan, ik snapte er echt niks van.
‘Je weet wat we zijn, door Julie neem ik aan? Nou, ik ken Julie erg goed.’ Legde hij uit. ‘Voordat jij en deze familie,’ hij gebaarde naar de anderen, ‘er waren heb ik samen met een oude vriend van mij Julie gevonden. Ze was helemaal verwilderd. We hebben een tijdje met z’n drieën opgetrokken, totdat ze weer voor zichzelf kon zorgen’
‘Dus wilden jullie míj tijdens schóóltijd ontmoeten?’ vroeg ik droog.
Emmett en Edward lachten, ook als het niet grappig bedoeld.
Plotseling stokte Alice’s adem in haar keel. Ze staarde met opengesperde ogen naar een punt buiten. ‘Wat zie je, Alice?’ vroeg Jasper scherp.
‘Julie, bij de grens met de wolven, 3 minuten’ zei Alice afwezig. Edward en Carlisle wisselden een blik.
‘Wolven?!’ riep ik uit. Ik kreeg geen antwoord
‘Kom op, dan zijn we nog op tijd.’ Zei Edward, en binnen drie seconden was iedereen naar ‘de grens met de wolven’ gerend, mij verbluft achterlatend.

Reageer (3)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen