1.2 Getting combined
'Je zult het vast wel overleven.' stelde Alyson me gerust. Ik keek haar ongelovig aan.
'En de rest dan?! En jij dan?!' panikeerde ik.
'Wij zullen het ook wel redden.' verzekerde ze me. Ik moest het nog zien. Dit klonk niet goed in mijn oren. Het klonk mij als nog meer problemen op de onbekende problemen die nog moesten komen. De middag rest van de middag ging traag voorbij, en het begon langzaam aan donker te worden en verschillende mensen gingen de schuur in. Dat was waar we meestal zaten met z'n allen. Daar speelde Kira meestal muziek met haar gedachten. Ja dat hoorde je goed, met haar gedachten. Kira kon geluiden laten klinken die er niet waren. Dit keer zou ik niet mee naar binnen gaan. Ik wou even alleen zijn. Ik wou even goed kunnen nadenken over wat voor veranderingen er straks zouden komen. Hoe dat allemaal zou zijn.
'Kom je mee?' vroeg Alyson, haar gouden ogen doorboorden de mijne. Ik schudde mijn hoofd, 'Ik kom straks wel.' antwoorde ik. Alyson knikte langzaam en liep toen naar de schuur. Onderweg keek ze nog één keer om, ze schudde haar hoofd en liep naar binnen. Ik draaide me ook om en liep tussen de bomen door. Aan het einde van het bos was een grote open plek. De leegte liep tot een paar kilometer verderop. En dan kwam er een stadje in zicht. Ik zuchtte en speelde wat met het zand. De open plek was niet bedekt met gras, maar met een zand laag. Een ongemakkelijke grond om op te vechten. Kimberly had er geen grip op, het was geen echte aarde zei ze altijd. Ik stond op en draaide me om, ik moest maar eens gezellig doen en bij de anderen komen zitten. Ik dwaalde wat door het bos en zag verderop het licht vanuit de schuur al komen. Een paar meter verder hoorde ik een takje krakken. Meteen keek ik opzij. Niks. Ik vertrouwde het niet en begon zacht te sissen. Geen reactie. Ik snoof en kromp in één. Gadverdamme wat een stank. Het rook naar... Natte hond of zoiets. Het rook in ieder geval niet erg smakelijk. Een zacht gegrom klonk van achter me, ik draaide me om en keek verbaast naar het reusachtige dier dat nu voor me stond. Het begon harder te grommen en ik gromde terug. Het beest wou aanvallen en snel stopte ik de tijd voor de wolf. Ik glimlachte tevreden toen de wolf in de lucht bleef hangen, half in de aanval. Ik grinnikte zacht. Zou ik het vermoorden? Ik schudde mijn hoofd, nee dat kon ik niet. Daar was ik niet slecht genoeg voor. En ik vond het vooral laf van mezelf áls ik hem dan al zou vermoorden, dat hij er niks tegen had kunnen doen. In ineens klonk er meer gegrom om me heen. Verbaast keek ik om. Ik trok mijn wenkbrauw op toen ik nog meer reusachtige wolven zag. Één begon luidkeels te piepen toen hij de andere wolf in de lucht zacht hangen. Oh-oh, nu had ik zeker nog meer problemen dan ik al had? Ik had nu problemen op mijn problemen op mijn onbekende problemen. Vaag.
'Euhm... Sorry?' probeerde ik de wolven te kalmeren. Ik kon mezelf wel voor mijn hoofd slaan, alsof die beesten ook maar een woord zouden verstaan van wat ik zei. Één van de beesten begon woest naar me te grommen. 'Rustig. Ik laat de tijd wel weer voor hem lopen!' zei ik snel. Ik concentreerde me op de wolf en hij bewoog weer. 'Et voilà.' glimlachte ik. De wolven gromden harder, en de andere wolf keek gedesoriënteerd om zich heen. Nou zeg, ik had hun vriend toch gewoon weer laten gaan. Één van de wolven wou de aanval inzetten. Ik week aan de kant en sprintte terug naar de rest. Ik was het bos net uit en knalde toen tegen iemand op. Ik gilde en keek geschrokken op. Kimberly bekeek me fronsend.
'Wow, rustig! Ik ben het maar.' glimlachte ze geruststellend. Ik grinnikte schaapachtig.
'Gelukkig wel.' mompelde ik.
'Maar waarom kwam je eigenlijk het bos zo geschrokken uit stormen?' vroeg Kimberly nieuwsgierig. Ze tuurde even door het bos en keek daarna weer naar mij.
'Jij hangt toch wel eens in het bos rond?' vroeg ik haar, niet op haar vraag reagerend. Ze knikte fronsend. 'Heb je ooit in het bos een gigantische, reusachtige wolf zien lopen? Of meerderen?' vroeg ik. Ze keek me aan alsof ik gek geworden was. Toen schudde ze haar hoofd.
'Nog nooit, misschien zijn Alyson haar illusies je teveel geworden. Misschien moet je even rustig binnen gaan zitten bij de anderen.' zei ze bezorgd. Ik schudde abrupt mijn hoofd, 'Kom dan!' zei ik verbaast. Ik pakte haar hand en trok haar mee het bos in. We hebben samen bijna het hele bos uitgekamd, maar geen spoor van de wolven. Ik fronste, ik wist zeker dat ze hier waren. Ik wist het helemaal zeker, het was geen illusie.
'Kom we gaan terug.' zei Kimberly. Ik keek haar aan, keek toen nog eens om me heen, en zuchtte. Ik knikte stroef en liep met Kimberly mee terug naar de rest. Ik was niet gek, dat wist ik zeker. Hoe nieuw dit ook voor mij was, en hoeveel hun ook wel niet wisten van dit wereldje, ik was niet gek geworden. Ik ging met Kimberly bij de anderen zitten. Ik zei de hele avond niks, wat erg bijzonder was. Kimberly had bezorgde blikken op me geworpen. Zo moederlijk had ik haar nog nooit gezien. Ik kende Kimberly alleen als het stille, geheimzinnige typ dat altijd alleen wou zijn. Alyson vroeg om de twee tellen wat er aan de hand was. En telkens herhaalde ik het zelfde antwoord; niks. Morgen zou ik nog wel eens in het bos gaan kijken. Ik wist zeker dat er wat in dat bos zat. En ik zou het vinden. Met gemak. Ik zou de tijd stil zetten en de rest halen. Ik zou bewijzen dat ik geen illusie had gezien. Die wolven waren echt.
Reageer (3)
verder!
1 decennium geledendooorgaaan!
1 decennium geledenHELLYEAH!
1 decennium geledenSnel verder