Noémi.
Nerveus drentelde ik een beetje heen en weer door de kamer. Ik wist absoluut niet wat ik moest doen. Toen ik deze ochtend het verboden bos uitstapte wist ik één ding met zekerheid: ik moest uit Draco’s buurt blijven. Ik kon het niet meer aan om in zijn aanwezigheid te zijn. Ik had een frisse douche genomen en was meteen naar de eerste les van die dag gegaan. Na een verwarrende verdedigingsles met huffelpuf en ravenklauw was het de beurt aan de laatstejaars uit griffoendor en zwadderich. En hij was er niet. Zijn lege plek in het lokaal had gedurende de hele les mijn aandacht opgeëist en natuurlijk had Najim dat in de gaten. Na de les probeerde hij met me te praten, maar ik had alleen maar gesnauwd dat de les voorbij was en dat hij zich moest haasten omdat hij anders te laat zou komen bij het eten. Nu ik na een lange dag op mijn kamer terug was, wist ik me geen raad. Waar had Draco de hele dag gezeten? Had ik hem gisteren gekwetst? Misschien zou het beter zijn om te vertrekken, maar ik had ondertussen al drie keer mijn koffer in en uit gepakt, om me daarna weer te bedenken. Mijn kamer was een ramp, er was net een bom ontploft. Ik was radeloos. Een tweestrijd verplette me vanbinnen uit. Mijn hart wilde bij hem zijn, maar mijn verstand vertelde me dat het onmogelijk was. Ik wilde schreeuwen, gillen, huilen. Maar een krop in mijn keel belette me dit. Uiteindelijk plofte ik hopeloos op mijn bed neer en drukte mijn handen tegen mijn slapen. ‘Noémi?’ Draco opende de deur en kwam zelfzekerd binnengestapt. Ik trok verbaasd een wenkbrauw omhoog. Wat had hij nou weer? ‘Draco, mag ik je erop wijzen dat dit nog steeds mijn kamer is, en dat ik ook een leraar ben. Ik zou het fijn vinden moest je buiten wachten tot ik zeg dat je binnen mag komen. Nooit van kloppen gehoord?’ vroeg ik in een hopeloze poging mijn verbazing te verbergen. ‘Ik weet het Noémi.’ Negeerde hij mijn opmerking. ‘Wat weet je?’ vroeg ik verward. ‘Ik weet dat jij Ying bent.’ Mijn wereld viel uit elkaar. Stukje voor stukje vervaagde elk stukje waar ik voor gestreven had. Hoe kon dit? Ik had alles wat naar mijn afkomst kon verwijzen zorgvuldig verstopt, alleen Sneep en Perkamentus wisten ervan. ‘Hoe…?’ Ik kon niet eens meer een deftige zin uitbrengen. Hij gooide een dik, stoffig boek naar me toe en in een reflex ving ik het op. De strijd van de goden: deel 5. Verward sloeg ik het boek open en bladerde er wat door, tot ik bij een foto van mij en Najim kwam. Tien jaar geleden, vijfentwintig jaar geleden, tweeënzeventig jaar geleden, honderd en zeven jaar geleden… God, wie had zich zo in ons verdiept? ‘Draco, je draait door. Dit is gewoon allemaal getruceerd.’ Probeerde ik nog, maar hij schudde woest zijn hoofd. ‘Ik ben het zat! Waarom beken je het niet gewoon? Ik wéét het, oké? Er is geen enkele manier waarop je deze foto’s zou kunnen verklaren en zelfs dan nog ben ik ervan overtuigd dat het waard is. Al een tijdje probeer ik erachter te komen wat je voor me geheim houd, wat je bent. Die lichtflits toen Najim gewond hierheen geflitst werd, jullie gesprek in de badkamer nadat je Patty gerestyled had, over een oorlog die zou kunnen uitbreken. Het was allemaal zo onlogisch, maar nu weet ik het. En je gaat me niet afschepen met een of andere uitvlucht. Ik wil nu de waarheid weten.’ Verslagen zakte ik weer neer op bed. God, wat nu? Ontkennen had geen zin meer, maar ik kon hem toch moeilijk alles vertellen? ‘Alsjeblief, Noémi. Ik weet dat dit het enige is wat tussen ons in staat. Vertel het me. Alsjeblief.’ De pijn op zijn gezicht haalde me uiteindelijk over. Ik slaakte verslagen een zucht en liep naar het raam. ‘Ik was een heel ander persoon toen dan ik nu was. Mijn hele leven lang werd ik verwend en vertroeteld door iedereen in het dorp. Ze keken naar me op, aanbidden me. En ik was gelukkig. Ik was naïef en egoïstisch. Arrogant en schoonheid was heel erg belangrijk voor me, net als hoe rijk iemand was. Natuurlijk was er in die tijd helemaal nog geen geld. Hoe groter je hol, hoe meer berenvachten je had, hoe rijker je was. Ik en Najim waren naïef, maar we waren gelukkig. Op onze zeventiende verjaardag brachten ze ons naar de vulkaan vlak bij het dorp. We dachten dat het voor een feest was. We dachten dat we daarboven een grote wolf of beer boven een vuur zouden zien hangen waar we met zen allen van zouden eten nadat iedereen ons uitbundig gefeliciteerd had. Maar uiteindelijk zagen we in hoe dom we wel niet waren geweest, hoe blind. Na een hele heisa omtrent de goden hebben ze uiteindelijk mij en Najim de vulkaan in gegooid. Een offer aan de god van de bergen. Het was afschuwelijk. Mijn familie en mijn vrienden hadden me verraden. Ik weet nog hoe hard ik gilde toen ik viel. Maar toen greep Najim mijn hand en wist ik dat ik niet alleen was, dat alles goed zou komen.
Ik kan me niet eens herinneren of ik ooit de bodem heb geraakt. Ik kan me alleen herinnen dat ik plots in een vreselijk fel licht staarde. Het moment dat ik mijn krachten ontving… het is alsof je een overdosis pijnstillers hebt genomen. Je bent helemaal stoned. En dan kwam ik op enkele seconden weer terug naar de werkelijkheid getrokken, het deed zoveel pijn. En toen zag ik zijn gezicht. Hij liep daar maar te grijnzen en trok me tegen zich aan. ‘Eindelijk, mijn vrouw.’ Zei hij. En toen kuchtte Najim. De berggod, Areanos had hem nog niet eerder opgemerkt en werd woedend. Waarom was Najim er ook? Waarom was ik niet alleen zijn offer geweest? Hij wilde Najim verbannen naar een plek waar alleen de verschrikkelijkste wezens leven, maar ik sprong net op tijd voor hem. Hij wilde me, hij had zeventien jaar op me gewacht en wilde me niet doden. Ik vluchtte met hem. We daalden neer vanuit de hemelrijken en ontwaakten aan de rand van de vulkaan. Ik kon het hele dorp zien vanop dit punt. Ze vierden feest. Muziek en gelach overspoelde het hele gebied. En ik was woedend. Ik had mijn krachten nog nooit eerder leren kenne, had ze niet in bedwang en wist niet eens dat ik ze had. Ik liet de vulkaan uitbarsten en de lava vernielde het hele dorp. Ik heb iedereen die ik ooit lief had gehad vermoord. En toen was Najim er, stralend als de zon. Zijn aanwezigheid dreven mijn krachten in de goede richting, hielden ze in bedwang. En vanop dat moment wist ik dat we meer waren dan alleen broer en zus, meer dan een gewone tweeling. We waren samen één. De een kan niet voortleven zonder de ander. Ying en Yang. Het duurde eeuwen voordat we onze krachten ook maar een beetje in toom konden houden, en nog langer voor we doorhadden dat Areanos het niet zou opgeven. Hij zocht me, nog steeds trouwens. Naargelang de tijd verstreek begonnen we ons te mengen met dreuzels en tovenaars. Het eerste wat ons opviel was dat de mensen meer ontwikkeld waren dan onze familie in het dorp. De prehistorie is geen goede tijd om in te leven. We waren wilden, barbaren. Maar hoe meer tijd er verstreek, hoe verfijnder de mensen om ons heen werden. En wij volgden, het was facinerend om te zien hoe kapsels en kleren na enkele jaren steeds veranderde. Af en toe vertrouwden we iemand genoeg om hem te vertellen over wat we waren. Het ergste aan dit leven is dat elke keer je je aan iemand hecht, hij ook weer verdwijnt. Tijd heeft geen vat op ons en langzaam aan gaat iedereen gewoon dood om je heen. Ik en Najim zijn gedoemd om voor eeuwig alleen met elkaar te leven. Het ging allemaal super, we kunnen echt niet zonder elkaar. Tot we hierheen kwamen en hij Patty ontmoete. Hij zegt dat hij al eeuwen een leegte voelde, en dat zij die opvult. Hij wilt zijn krachten opgeven zodat hij met haar ouder kan worden. Hij laat me helemaal alleen achter!’ Waarom liepen de tranen nu over mijn wangen? Waarom kon ik die ene, luide snik niet inhouden? Waarom schokten mijn schouders alweer? Ik voelde zijn warme armen om me heen en ik begroef voor de tweede keer mijn gezicht in zijn shirt. ‘Het spijt me zo erg.’ Zuchtte hij. Ik schudde mijn hoofd. ‘Het is gewoon allemaal zijn schuld.’ Snikte ik. ‘Het klinkt misschien raar, maar ik begrijp hem wel. Ik heb nooit iets gemist in mijn leven, maar ik heb ook nooit begrepen wat liefde was. Maar voor het eerst in mijn leven begrip ik pas hoe sterk dat gevoel is. Het is iets waar je niet omheen kan, iets wat je niet kan negeren.’ Ik schudde zijn armen van me af. ‘Draco, je moet begrijpen dat jij en ik nooit bij elkaar zullen kunnen zijn. Het is gewoon onmogelijk.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Als Najim zijn krachten kan opgeven, kan hij ze toch ook doorgeven aan iemand anders?’ Geschrokken sprong ik op. ‘Vergeet het! Draco, hier valt niet over te discussiëren. Ik zal de krachten van Najim overnemen, niet jij. Haal dat maar uit je hoofd. Je weet niet wat je wenst.’ ‘Ik weet dat ik voor altijd bij jou wil zijn!’ riep hij. Waarom waren we bij het stem verheffen aangekomen? ‘Ik wil het niet en het zal nooit gebeuren! Ik zou nooit van mijn leven iemand verdoemen met een leven zoals het mijne!’ tierde ik terug. ‘Ik snap niet waarom je jezelf dit aandoet. Je weet dat je van me houd en de eeuwigheid betekend niets als je het in je eentje moet doorbrengen!’ God, wat haalde die jongen wel niet in zijn hoofd? ‘Je kan beter gaan, Draco.’ Ik liep de badkamer in en gooide de deur met een luide klap achter me dicht. Ik had hier echt helemaal geen zin in.

Reageer (5)

  • ilseh95

    Draco gaat toch wel naar Najim...

    1 decennium geleden
  • Thundershock

    moooi,
    heeel snel verder <33!

    1 decennium geleden
  • Joffrey

    DRACO IS GEWELDIG LIEF EN PERFECT VOOR HAAR, WAAROM SNAPT ZE DAT NIET? D:

    1 decennium geleden
  • Sheep

    (H)(H)(H)(H)(H)(H)(H)(H)(H)(H)(H)(H)(H)

    1 decennium geleden
  • Amirah

    (dance)

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen