1 Time.
Levens gingen om dingen kunnen en dingen bedenken. Zo moest je iedere keer denken over wat je volgende stap was en wat je er mee ging doen. Dit… dit was iets moeilijker.
Ik probeerde me te herinneren hoe het alweer moest. Wit bij elkaar en kleuren bij elkaar maar de graden leken ergens verloren te gaan. Ik fronste mijn hoofd, ging kwaad op de omgekeerde lege mand zitten en probeerde het me te herinneren. Een zacht gefluit klonk door de gang en een man liep om me heen. Ik wilde wel opkijken en hem vriendelijk begroeten maar mijn gedachten zaten bij graden die nergens leken over te gaan. Het gefluit ging zorgeloos verder terwijl ik kwaad voor me uitstaarde en zo diep nadacht dat ik niet eens merkte dat ik de hele tijd door aan het zuchten was.
“Kan ik helpen?”
“Witte was,” kreunde ik. Hij grinnikte zacht, kwam naast me zitten en staarde de 2 hoopjes kleren die voor me op de grond lagen. “Wit is 40° maar witte truien is op 30, als het lakens zijn dan mag het best op 60 maar dan mag er helemaal niets van kleur erbij zitten…”
Ik sloeg hard met mijn hand tegen mijn voorhoofd en hoorde hoe zijn zacht lach door de open ruimte dwaalde. Ik fronste. Ik kende die lach. “Ik help wel…”
Zonder op een reactie te wachten nam hij al de witte kleren van de grond en stopte ze zorgvuldig in de wasmachine. De achterkant van zijn hoofd leek zelfs bekend, ook al had ik geen idee hoe ik zoiets kon herkennen. “Dankje,” zei ik verdwaasd, terwijl hij de graden instelde. Hij drukte de knop, keerde zich naar me om en gaf me een hartaanval. Ik deinsde achteruit, viel over de mand heen en knalde tegen de grond aan, de pijn een vaag gevoel aan de achterkant van mijn hoofd. Ik wilde naar adem snakken maar mijn longen leken geen lucht te willen opnemen. Ik wilde schreeuwen maar voelde me al dom genoeg op het moment zelf. Ik wilde gewoon iets kunnen zeggen maar zelfs dat lukte niet. Ik hoorde hoe mijn lippen woorden probeerde te vormen maar enkel afgebroken letters uitstootte. Hij fronste, snelde naar voor en knielde naast me neer, bestudeerde aandachtig mijn gezicht. Zijn blauwe ogen staarden door me heen en zijn frons bleef in zijn perfecte voorhoofd gekerfd. Ik hoorde zijn naam door mijn hoofd spoken en na een laatste poging stotterde ik hem van mijn tong weg. “Pe-eter Fac-c-cinelli…”
Ik wist dat ik cool moest blijven, dat ik normaal moest doen maar het lukte niet. Zijn perfecte gezichtsomtrekken stonden bezorgd… om mij?!
“Gaat alles wel goed met je?”
Ik knikte maar wist niet zeker of dat dat wel het goede antwoord was. Alles duizelde een beetje en toen was er opeens een nieuw gezicht. “Levi?”
Ik knipperde een paar keer verwoed met mijn ogen maar leek de wazige randen niet te kunnen vermijden. “Jongen, Levi toch? Kan jij hier blijven en kijken voor haar kleren, ik breng haar wel naar boven. Hoe heet je?”
Ik opende mijn mond om een antwoord te geven maar zijn hand trok me recht en ik verloor mijn kracht weer. “Ze heet Laura,” hoorde ik Levi grinniken. Hij had hier te veel plezier in. Peter liet me voor even los waardoor ik de kans kreeg om hem een mep tegen zijn arm. Hij keek me eerste kwaad aan maar lachte dan weer toen ik bijna wegdraaide. De pijn werd erger. Fijn… 1 keer in je leven ontmoet je een van je helden en onmiddellijk had ik het al verprutst.
Er zijn nog geen reacties.